1 Wat een talent - spelling 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Nederlands

Lezen

Programma:

• Check in
• Terugblik vorige les
  
• Uitleg spelling
  
• Zelfstandig werken

Lesvragen/ lesdoelen:

• Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden door....
• Ik kan leestekens plaatsen in een zin.
• Ik kan werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
• Ik neem zelf verantwoordelijkheid voor wat ik leer in de les, dit doe ik door te kiezen voor verlengde instructie of zelfstandig werken

Algemene regels:

• Wij luisteren naar elkaar   
• We helpen elkaar
• Fouten maken mag!
  
• We zijn samen verantwoordelijk voor wat je leert in de les.  

Magister

leermiddelen

Nederlands

H1

1.8 Spelling

Maak de volgende opdrachten:

2, 3, 4, 5, 6 , 7, 8, 9 

Klaar:

- Extra oefenen met spelling en grammatica (online)

- Lezen

Check in?

1. groene smiley
2. oranje smiley
3. rode smiley

Welke vorm van helpen moet op de stippellijnen komen?

.... jij even mee

1. help
2. helpt
3. helpen

1.8 Spelling blz. 55

Stam

De stam is het hele werkwoord zonder -en
De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok.

Soms moet je de stam wel even aanpassen.
Bijvoorbeeld de sam kok, passen we aan naar kook.

De ik-vorm is de (aangepaste) stam van een werkwoord

Leer het schema op blz. 56 uit je je hoofd

Begin en eind van zinnen

Een zin heeft een begin en een eind. Dat maakt het lezen van een tekst makkelijker. 

• Een zin begint altijd met een hoofdletter.
• Een zin heeft altijd een leesteken aan het eind: een punt, een vraagteken of een uitroepteken. 

Magister

leermiddelen

Nederlands

H1

Maak de volgende opdrachten:

1.8 grammatica

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10

1.8 Spelling

Maak de volgende opdrachten:

2, 3, 4, 5, 6 , 7, 8, 9 

Klaar:

- Extra oefenen met spelling en grammatica (online)

- Lezen

 Want Armin (zwemmen)......... als de beste.

Elke maand (winnen) ....... hij wel ergens een wedstrijd.

Magister

leermiddelen

Nederlands

H1

Maak de volgende opdrachten:

1.7 grammatica

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10

1.8 Spelling

Maak de volgende opdrachten:

2, 3, 4, 5, 6 , 7, 8, 9 

Klaar:

- Extra oefenen met spelling en grammatica (online)

- Lezen

We gaan nu zelfstandig aan het werk. 

Ik wil dat iedereen naar de online methode gaat, open paragraaf 1.7 en ga aan de slag met de opdrachten óf met versterk jezelf.  De eerste 5 min zijn we helemaal stil en stellen we geen vragen

SMART

Verwerking

Grammatica 1.7 (blz. 50)

Maak de volgende opdrachten:

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10

of oefen met het extra werkblad 

Spelling 1.8 (blz. 55)

Maak de volgende opdrachten:

2, 3, 4, 5, 6 , 7, 8, 9 

of oefen met het extra werkblad. 

Klaar

• Verbeter fouten door opdrachten te resetten
• Oefen met test jezelf / versterk jezelf van de paragraven:
  Woorden - Grammatica en spelling
• Oefen met extra spelling en grammatica in je werkboek
• Lezen

5 min in stilte werken

Complimenteren

Leerlingen die al klaar zijn, mogen de Kahoot op de gang afmaken.

We werken voor de laatste keer aan deze opdrachten, hierna worden de opdrachten huiswerk. 
Anderen leerlingen mogen nu rustig overleggen, samenwerken en vragen stellen.

Extra werkblad: Jad, Gio, Toon, Contiego

Hoe te leren voor Nederlands

	Woorden	Grammatica	Spelling
R	Woordjes uit je hoofd leren	Weten wat een persoonsvorm is	Dictee woorden
T1	Woorden in een zin kunnen plaatsen	Persoonsvorm in een zin kunnen herkennen	Persoonsvorm goed invullen in bestaande zinnen
T2	Woorden in een zin kunnen gebruiken	Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm	Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm
I	-	-	Een klein verhaal kunnen schrijven

• Flitskaartjes maken/gebruiken
• Zinnen maken
• Plaatjes zoeken bij woorden 

• Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf

• Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf

Hoe kan je leren voor Nederlands??

Evaluatie lessen

1. Naar welk vak ga ik het liefste? Nederland of biologie?

2. Dit vind ik fijn aan de lessen: ......

3. Dit wil ik veranderen aan de lessen:

      a. Dit wil ik anders doen:....

      b. Dit kan de docent anders doen: .....