9.5 Muziek instrumenten

9.5 Muziek instrumenten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

9.5 Muziek instrumenten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Planning:
- Laatste deel H9
- Oefenen met muziekinstrument opdracht.
Leerdoelen:
- Functie van klankkast bij muziekinstrument.
- Herkennen van tonen in frequentiespectrum.
- Bepalen a.d.h.v. dit spectrum of het O-O of O-D instrument is.

Slide 2 - Tekstslide

Klankkasten
Door een klankkast aan een snaar instrument vast te maken kun je het geluid versterken.

De klankkast moet resoneren bij de frequenties van de snaar om goed te werken.

Slide 3 - Tekstslide

Het 'element', hier zitten de spoelen voor versterking in.

Slide 4 - Tekstslide

Frequentie spectrum
In een frequentie spectrum staat alle frequenties van een geluid uitgedrukt tegen de intensiteit(hoe hardt iets klinkt)

Bekijk het filmpje als je meer wil weten.

Slide 5 - Tekstslide

Frequenties van Muziekinstrumenten (spectrum)
De D-snaar heeft de frequentie 147 hz . Maar dat is niet de enige frequentie. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

R opdrachten maken 9.4

Slide 8 - Tekstslide

Hiernaast een momentopname van een staande golf in een touw.
I. Er zijn 4 knopen en 3 buiken in de tekening.
II. Het touw trilt op dit moment in zijn 3e boventoon.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 9 - Quizvraag

Hiernaast een momentopname van een staande golf in een touw. Het touw is 10 meter lang.
I. Het touw heeft één vast en één open uiteinde.
II. Je ziet 2,5 golflengte in het touw.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 10 - Quizvraag

Hiernaast een momentopname van een staande golf in een touw. Het touw is 6,0 meter lang.
I. Het betreft hier de 2e boventoon.
II. De golflengte λ in het touw is 4,0 m.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 11 - Quizvraag

Hiernaast een momentopname van een staande golf in een touw. Het touw is 10 meter lang.
I. Het touw trilt in zijn 1e boventoon.
II. De golflengte λ in het touw is 8,0 m.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 12 - Quizvraag

Hiernaast een (verticaal uitvergrote) staande golf in een duikplank van 2,25 m lang. De voortplantingssnelheid van de trilling in de duikplank is 48 m/s.
a) In welke (boven)toon trilt de duikplank?
b) Hoe groot is de golflengte van de trilling in de duikplank?
c) Met welke frequentie trilt de duikplank?

Slide 13 - Open vraag

Uitwerking
a. Grondtoon is één knoop en één buik (B-K).
De tekening laat de eerstvolgende mogelijkheid zien:
(B-K-B-K), dus de 1e boventoon.

b. Je ziet 3/4 golf in de tekening, dus L = 3/4 λ -->
λ = L / (3/4) = 2,25 / (3/4) = 3,0 dus λ = 3,0 m

c. v = f λ --> f = v/λ = 48 / 3,0 = 16 dus f = 16 Hz
B         K         B         K
<--           3/4 λ       -->

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de verhouding tussen de grond en boventonen? 
Vul in op volgende 
pagina
f0f1=
f0f2=
f0f3=

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de verhoudingen f1/f0, f2/f0, f3/f0?

Slide 16 - Open vraag

Klarinet bepaal de verhoudingen.

Slide 17 - Tekstslide

Welk instrument?
Hoe weet je nu met welk instrument je te maken hebt.

Slide 18 - Tekstslide