17. Mei Kapitel 4-5-6 mavo 3

Dienstag, den 17. Mai
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dienstag, den 17. Mai

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
methodetoets:
31 mei: Lernliste D/N en N/D Kapitel 4, 5 und 6
2 juni: Grammatik Kapitel 4,5,6
persoonlijke voornaamwoorden, sterke werkwoorden en der-Groep/ein-Groep

-Lernliste overhoren
-klassikaal opdracht maken
-film

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


maak de opdrachten in tweetallen
je mag je grammaticakaart gebruiken
timer
0:15

Slide 9 - Tekstslide

Sterke werkwooren (e/i/ie)

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de lange klinker in een ie en de korte klinker in een i


let op er zijn uitzonderingen 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Du ..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst

Slide 12 - Quizvraag

Wo ....................ihr euch?
A
treffen
B
trifft
C
trefft

Slide 13 - Quizvraag

Merel ...................ihrer Mutter beim Kochen.
A
helfst
B
hilfst
C
helft
D
hilft

Slide 14 - Quizvraag

Erich ................noch ein Stück Kuchen.
A
nehmst
B
nihmt
C
nimmt
D
nimt

Slide 15 - Quizvraag

Mario .................zwei Tore.
A
schisst
B
schießt
C
schießen

Slide 16 - Quizvraag

Ihr........... am liebsten abends.....fern.
A
seht/fern
B
sehen/fern
C
sieht/fern

Slide 17 - Quizvraag

..................du mir mal das Brot, bitte?
A
gibst
B
gebst
C
giebst

Slide 18 - Quizvraag

Warum ................... meine Mutter die Zeitung? (lesen)

Slide 19 - Open vraag

Du ............. immer schöne Blumen für meine Mutter mit. (nehmen)

Slide 20 - Open vraag

Ihr ................... uns zu Hause. (treffen)

Slide 21 - Open vraag

Du .................. meinem Vater immer mit dem Garten. (helfen)
Tekst

Slide 22 - Open vraag

jij ziet
A
du siehst
B
du sehst

Slide 23 - Quizvraag

zij geeft
A
sie giebt
B
sie gebt
C
sie gibt

Slide 24 - Quizvraag

u leest
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie Lesen

Slide 25 - Quizvraag

jullie hebben geleerd
A
sie haben gelernt
B
ihr haben gelert
C
sie hat gelernt
D
ihr habt gelernt

Slide 26 - Quizvraag

jij gaat

Slide 27 - Open vraag

jij eet

Slide 28 - Open vraag

Der Arzt ..............Meike eine Spritze.
A
gebt
B
gibst
C
gibt

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 31 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'tegen u' in het Duits?
A
gegen sie
B
gegen Sie
C
gegen mich
D
gegen ihn

Slide 32 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn

Slide 33 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'om haar' in het Duits?
A
um ihn
B
um dich
C
um sie
D
um euch

Slide 34 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'door ons' in het Duits?
A
durch euch
B
durch uns
C
ohne uns
D
ohne euch

Slide 35 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord is "jullie" in het Duits? Luister en klik op het juiste antwoord.
timer
0:15
A
B
C
D

Slide 36 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'tegen mij' in het Duits?
A
für mich
B
gegen mich
C
ohne uns
D
durch euch

Slide 37 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord is "haar" in het Duits? Luister en klik op het juiste antwoord.
timer
0:15
A
B
C
D

Slide 38 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn

Slide 39 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 40 - Quizvraag

(Hij) hat (jou) in der Pause getroffen
A
Er, du
B
Er,dich
C
Er, dir

Slide 41 - Quizvraag

(Wij) haben (hem) schon für die Radtour angemeldet
A
Wir, ihn
B
Wir, er
C
Wir, ihm

Slide 42 - Quizvraag

Ich zeige (jou) den Ausgang
A
dich
B
du
C
dir

Slide 43 - Quizvraag

Er schickt (hun) eine Ansichtkarte
A
ihn
B
ihnen
C
sie

Slide 44 - Quizvraag

(Zij) spielt am Wochenende (tegen jullie)
A
Ihr sie
B
Ihr, euch
C
Sie, euer
D
Sie, euch

Slide 45 - Quizvraag

Hausaufgaben
Kapitel 6: lernen Grammatik A und B Seite 67+69

lernen Lernliste N/D Seite 128
geen laptop wel boek B



Slide 46 - Tekstslide