De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
Het kww geeft geen handeling in de zin aan, maar het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk en/of zelfstandig naamwoord staat. Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.
voorbeeld: Shayla is een gezellige vriendin. Shayla is het onderwerp. het werkwoord is geeft geen handeling aan, maar koppelt Shayla aan een gezellige vriendin.