Beschouwing V4 (H4)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke tekststructuur past NIET bij een beschouwing?
A
vraag-antwoordstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
indelingsstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 2 - Quizvraag

Opdracht beschouwing (blz. 74-75)
Stap 1 - voorbereiden:
Stel dat er op jouw school veel leerlingen met slaapproblemen zijn. Jij schrijft daar op verzoek van je mentor een beschouwing over, zodat iedereen op school over dat onderwerp na kan denken. Je beschouwing is bedoeld voor de website van de school, zodat iedereen die bij de school is betrokken het kan lezen. --> publiek?

Slide 3 - Tekstslide

Kies een van de centrale vragen
1. Hoe kan het slaaptekort van scholieren worden opgelost? (probleem-oplossingsstructuur)
2. Welke problemen hebben scholieren met slaap? (vraag-antwoordstructuur)
3. Hoe komt het dat scholieren te weinig slapen
(verklaringsstructuur) 
4. of 1 en 2 combineren

Slide 4 - Tekstslide

Stap 2: documenteren
  • Tekst 1 t/m 4 + het filmfragment bij vraag 19
  • Bedenk deelvragen bij je centrale vraag
  • Geef iedere vraag een kleur en markeer met die kleur de antwoorden in de teksten (zie ook extra teksten op It's learning!)
  • Op welke vragen heb je onvoldoende antwoord? Zoek die informatie op de krantenbank/op internet 
  • Let dan op de kwaliteit van de bron!

Slide 5 - Tekstslide

Stap 2: documenteren
  • Tekst 1 t/m 4 + het filmfragment bij vraag 19
  • Bedenk deelvragen bij je centrale vraag
  • Geef iedere vraag een kleur en markeer met die kleur de antwoorden in de teksten (zie ook extra teksten op It's learning!)
  • Op welke vragen heb je onvoldoende antwoord? Zoek die informatie op de krantenbank/op internet 
  • Let dan op de kwaliteit van de bron!

Slide 6 - Tekstslide

Stap 3: maak een schrijfplan
  • Maak een schrijfplan. Gebruik ter ondersteuning het formulier Schrijfplan – beschouwing. Je vindt dit in het online lesmateriaal.
  • Neem voor de kern de antwoorden op je deelvragen over uit de bronnen. Noteer de naam van de bron en eventueel de deskundige die het antwoord gaf.
  • Wissel jouw schrijfplan uit met het schrijfplan van jouw klasgenoot.
  • Geef feedback op het schrijfplan van jouw klasgenoot.
  • Verbeter jouw eigen schrijfplan aan de hand van de feedback van jouw klasgenoot.

Slide 7 - Tekstslide

"Neem voor de kern de antwoorden op je deelvragen over uit de bronnen."
  • Pas op voor plagiaat!
  • Wat is plagiaat? 
  • Wat is citeren?
  • Wat is parafraseren?
  • Wat is samenvatten in eigen woorden?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is plagiaat?
  • Van Dale: "Het zich toe-eigenen van het geestelijk werk van anderen en het als eigen werk openbaar maken." 
      --> vorm van diefstal
  • Hoe plagiaat te voorkomen?
    - Citeren
    - Parafraseren
    -Samenvatten in eigen woorden
  • Met bronvermelding (APA)!

Slide 9 - Tekstslide

Citeren
  • Wanneer je woorden letterlijk aanhaalt uit een tekst, dan moet je citeren: aanhalingstekens openen en sluiten, bronvermelding erachter: Volgens de Van Dale is citeren: “Een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, meestal met bronvermelding” (Van Dale, 2010).
  • Je mag hoogstens twee zinnen in een betoog of beschouwing citeren.

Slide 10 - Tekstslide

Waarom citeren?
  • Definitie van een begrip
  •  Parafraseren gaat ten koste van de kwaliteit van de zin
  • Verlevendigen van je tekst (je haalt een grappige/pakkende zin aan)

Na het citaat zet je de bron erachter (De Vries, 2020).

Slide 11 - Tekstslide

Wat is parafraseren
  • Je zet de woorden uit je brontekst om in je eigen woorden.
  • Erachter zet je altijd de bronvermelding.
  • Voorbeeld: tekst 3 alinea 6:
  • In een artikel van Van der Vinne en collega’s van de Universiteit van Groningen wordt betoogd dat examens later op de dag afgenomen zouden moeten worden om de scholieren die wel of niet kampen met vermoeidheid in de ochtend een gelijke kans te bieden. Het is zinvol om de examentijden te heroverwegen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is samenvatten in eigen woorden?
  • Je vat een fragment samen uit je brontekst in je eigen woorden.
  • Erachter zet je altijd de bronvermelding.
  • Voorbeeld: tekst 3 alinea 7:
  • Een recente publicatie van Harvard Medical School laat zien dat lezen op een iPad, waarbij licht direct op de ogen valt, ons ritme met een aanzienlijke tijd van anderhalf uur vertraagt.
    --> Een samenvatting van het artikel in één zin, zo lijkt het.
    --> Verschil samenvatten in eigen woorden / parafraseren is niet groot.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe parafraseer je?
  1. Lees de passage meerdere malen, zodat je deze volledig begrijpt.
  2. Noteer de belangrijkste begrippen.
  3. Schrijf jouw versie van de tekst zonder naar het origineel te kijken (zie de tips hieronder als je in deze stap vastloopt).
  4. Vergelijk je eigen versie van de tekst met de oorspronkelijke versie. Let daarbij op gedeeltes die nog te veel in dezelfde woorden staan.
  5. Maak kleine aanpassingen waar dat nodig is. Soms lukt het niet om alle zinnen te wijzigen.
  6. Noteer de bron waar je de passage vandaan hebt, inclusief alle informatie die je nodig zult hebben voor een juiste bronvermelding.
  7. Noteer de bronverwijzing 

Slide 14 - Tekstslide

Waarom parafraseren?
  • Stijlbreuk
  • Aftrek punten:
  • Je hebt geparafraseerd en je vergeet de bronvermelding. Het kan zijn dat je dan lijkt uit te gaan van aannames. Dit betekent punten aftrek bij de argumentatie (inhoud).
  • Het kan zijn dat je erg weinig bronnen hebt gebruikt (er staan geen bronnen in je tekst of er staan er weinig). Dit betekent dat er punten worden afgetrokken bij de inhoud en bij de bronvermelding.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom parafraseren?
  • Aftrek punten:
  • Je hebt letterlijk woorden uit de tekst overgenomen. Je gebruikt geen aanhalingstekens en je zet wel/niet de bron erachter:
  • Dit is PLAGIAAT. Je docent berekent het percentage van woorden die je niet zelf hebt geformuleerd. Is dat 10% of meer dan wordt het percentage van je cijfer afgetrokken. Kun je 100 punten scoren voor je opdracht en heb je 24% plagiaat, dan worden er 24 punten afgetrokken.

Slide 16 - Tekstslide

Oefening: parafraseer alinea 4 tekst 3
(4) Momenteel wordt gediscussieerd over de vraag of scholen later moeten beginnen. Hoewel dit plan op het eerste gezicht onmiddellijk aan de behoeftes van pubers lijkt te voldoen, is het effect niet structureel. Vergelijk het met de overgang naar de wintertijd. Even is het een verademing voor avondmensen om wat later op te staan, maar na enkele dagen voel je dit voordeel niet meer en ben je aan het nieuwe tijdschema gewend. Je zou dan, bij wijze van spreken, opnieuw de klok een uur willen verzetten.

Slide 17 - Tekstslide

Dus ...
  • Een tekst schrijven is een tekst zelf formuleren. Het is niet goed om alleen maar ideeën van anderen achter elkaar te zetten.
  • Wat is jouw hoofdvraag? Ga op zoek naar het antwoord/verschillende antwoorden
  • De antwoorden mogen gebaseerd zijn op teksten van anderen, maar jij maakt er een logisch geheel van, je stelt kritische vragen, je verwerkt subtiel, zonder te overtuigen, jouw visie.

Slide 18 - Tekstslide

Stap 4: schrijf de tekst
Schrijf je beschouwing aan de hand van je schrijfplan.
  • Je beschouwing moet voldoen aan de volgende criteria:
  • Je moet iedereen die bij de school betrokken is (leerlingen, docenten, ouders) aan het denken zetten over het onderwerp.
  • In de tekst zijn de bronnen zichtbaar verwerkt.
  • De tekst is geschreven in correct Nederlands.
  • De tekst bevat tussen de zeshonderd en zevenhonderd woorden.
  • Gebruik geen tussenkopjes, maar maak gebruik van signaalwoorden  en -zinnen zodat de tekst één geheel wordt.

Slide 19 - Tekstslide

Data
  • 20 mei: eerste versie beschouwing af
  • 3 juni definitieve versie af. Lever in op papier en online!

Slide 20 - Tekstslide

Heb je nog vragen over het schrijven van de beschouwing? Noteer ze hier.

Slide 21 - Open vraag