Les 3 / verwijzen II

Nederlands
Samenhang in een tekst II
Verwijzen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Samenhang in een tekst II
Verwijzen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week:
  • geoefend met signaalwoorden
  • verwijswoorden: personen en dingen

Vandaag:
  • verwijzen met deze en die
  • verwijzen met dit en dat
  • verwijzen met wie / waarmee
  • verwijzen over wie / waarover

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Eerst nog even oefenen ....

Slide 4 - Tekstslide

De leraren gaan morgen staken. Volgens ... krijgen ze te weinig salaris.
A
Hen
B
Hun

Slide 5 - Quizvraag

De kabel is niet goed aangesloten. Daardoor werken ... niet goed.
A
Zij
B
Ze

Slide 6 - Quizvraag

De leerling is te laat.
... heeft een lekke band.
A
Hij
B
Hem

Slide 7 - Quizvraag

Daniel en Binyam gaan morgen een toespraak houden.
... zijn daar heel zenuwachtig over.
A
Ze
B
Zij

Slide 8 - Quizvraag

Dat boek is van hen. Het is ... boek.
A
Hun
B
Zijn
C
Hen
D
Haar

Slide 9 - Quizvraag

Verwijzen met deze en die:
  • verwijs naar een de-woord en naar meervoud met deze en die;
  • De man die daar loopt, is de burgemeester van Arnhem.
  • De laptop ligt in de kast. Wil je mij die even aangeven?
  • Deze tassen zijn voor de studenten. Wil je die straks even uitdelen?


Slide 10 - Tekstslide

De docent legt ... toetsen klaar voor de leerlingen.
A
Deze
B
Dit

Slide 11 - Quizvraag

De vrouw ... daar loopt, is een bekende zangeres.
A
Die
B
Dat

Slide 12 - Quizvraag

Mijn autosleutels liggen op tafel. Wil je ... even aangeven?
A
Deze
B
Die

Slide 13 - Quizvraag

Verwijs naar een het-woord met dit en dat
  • Het meisje dat daar zit, is verdrietig.
  • Het paard dat daar loopt, is ziek.
  • Ik heb dit boek in één avond uitgelezen.
  • Dat boek heb ik in één avond uitgelezen.




Slide 14 - Tekstslide

De tafel ... ik heb geverfd, is erg mooi geworden.
A
Die
B
Dat

Slide 15 - Quizvraag

Er staat een fout in het boek en ... moet ik corrigeren.
A
Dat
B
Die

Slide 16 - Quizvraag

Het bedrijf ... fietsen maakt, gaat een nieuwe fabriek bouwen.
A
Die
B
Dat

Slide 17 - Quizvraag

De dame ... daar loopt, is de vriendin van Jan.
A
Dat
B
Die

Slide 18 - Quizvraag

Weet jij waar het tijdschrift is ... ik gisteren heb gekocht?
A
Die
B
Dat

Slide 19 - Quizvraag

Verwijzen met wie/waarmee, over wie/waarover:

Naar dieren en dingen verwijs je met waar + voorzetsel (waarvan, waarmee, waarop, etc):
  • Het gebouw waarin we zitten, is al heel oud.
  • Het gereedschap waarmee hij werkt, is eigenlijk al versleten.
  • Het paard waarop zij zit, is een kampioen.


Slide 20 - Tekstslide

Verwijzen met wie/waarmee, over wie/waarover:

Naar mensen verwijs je met voorzetsel + wie (met wie, over wie):
  • De student, met wie ik samenwerk, krijgt morgen zijn diploma.
  • De docent, van wie ik veel leer, is erg behulpzaam.


Slide 21 - Tekstslide

De man, ... veel wordt gesproken, is al dagen niet meer gezien.
A
Over wie
B
Waarover

Slide 22 - Quizvraag

De school, ... veel slechte recensies zijn geschreven, ontvangt minder inschrijvingen van studenten.
A
Over wie
B
Waarover

Slide 23 - Quizvraag

De dame ... hij samenwerkt bij McDonalds, is verliefd op hem.
A
Waarmee
B
Met wie

Slide 24 - Quizvraag

De auto ... wij zitten, is veel te klein voor vijf man.
A
In wie
B
Waarin

Slide 25 - Quizvraag

De jongen, ... veel wordt geroddeld, is altijd chagrijnig.
A
Waarover
B
Over wie

Slide 26 - Quizvraag

  • verwijzen met deze en die
  • verwijzen met dit en dat
  • verwijzen met wie / waarmee
  • verwijzen over wie / waarover

Bovenstaande heb je vandaag geleerd.
Check?

Slide 27 - Tekstslide




Controle huiswerk / samen doornemen

Slide 28 - Tekstslide