3.1 Steriele toedieningsvormen

3.1 Steriele toedieningsvormen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ProductzorgMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.1 Steriele toedieningsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Steriliteit van een product zegt iets over de chemische zuiverheid
A
Waar
B
Niet waar, het zegt iets over de fysische zuiverheid
C
Niet waar, het zegt iets over de microbiologische zuiverheid
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De groei van micro-organismen is afhankelijk van
A
Water
B
Temperatuur
C
Voedingsstoffen
D
Milieu

Slide 3 - Quizvraag

Wat is hygiëne?
A
Bereiden met zo min mogelijk microorganismen
B
Bereiden zonder microorganismen
C
Het reduceren van micro-organismen
D
Steriliseren

Slide 4 - Quizvraag

Waar staat NAN voor?
A
Nederlandse apothekersnorm
B
Nederlandse algemene normen
C
Natie apothekers Nederland
D
Nieuwe apothekers Nederland

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort niet bij een goede handhygiëne
A
Desinfecteren met alcohol
B
Nagels kort houden
C
Sieraden af doen
D
Handen wassen met water minimaal 20 seconden

Slide 6 - Quizvraag

Kve staat voor
A
Koninklijke vereniging Eemland
B
Koninklijke vereniging externen gezondheidszorg
C
Kolonievormende eenheden
D
Kolonieverzorgende eenheden

Slide 7 - Quizvraag

Om te desinfecteren gebruik je alcohol:
A
60%
B
70%
C
90%
D
100%

Slide 8 - Quizvraag

Welke toedieningsvorm hoeft niet steriel te zijn
A
Oogwassingen
B
Wondspeolingen
C
Blaasspoelingen
D
Vaginale spoelingen

Slide 9 - Quizvraag

Stelling 1: Oordruppels moeten altijd steriel zijn
Stelling 2: Oogpreparaten moeten altijd steriel zijn
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Stelling 1: Bij parenteralia is de osmotische waarde niet van belang
Stelling 2: Bij oogpreparaten is de osmotische waarde niet van belang
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Stelling 1: Iso-osmotisch is dat de pH gelijk is an die van het lichaam
Stelling 2: Isohydrisch is dat de osmotische waarde gelijk is aan die van het lichaam
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Stelling 1: Steriele bereidingen doe je in een zuurkast
Stelling 2: Bij oogdruppels is het belangrijk dat er geen deeltjes in het product zitten
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Stelling 1: Werken in een LAF kast is om de bereider te beschermen
Stelling 2: Wisselen van bereider is een vorm van afschemring
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Stelling 1: Als je een product in de steriele bereidingsruimte maakt volgens de regels maar niet na steriliseert is het aseptisch
Stelling 2: Oogzalven kan je altijd steriliseren
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 is niet waar, 2 is waar
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag