H4 §4 stoot (Quinten)

Lesdoelen/programma
  • Uitleggen hoe je een stoot krijgt
  • Een stoot kunnen uitrekenen
  • Uitleggen hoe de massa de snelheidsverandering na de stoot beïnvloed
  • Werken met de formule voor stoot en beweging (10 min.)
  • zelfstandig gedeelte 25 min
  • afronden/lesdoelen evalueren 10 min Quiz -time !




1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen/programma
  • Uitleggen hoe je een stoot krijgt
  • Een stoot kunnen uitrekenen
  • Uitleggen hoe de massa de snelheidsverandering na de stoot beïnvloed
  • Werken met de formule voor stoot en beweging (10 min.)
  • zelfstandig gedeelte 25 min
  • afronden/lesdoelen evalueren 10 min Quiz -time !




Slide 1 - Tekstslide

4.4 Stoot
Een stoot zorgt voor een snelheidsverandering. (raketauto)

Slide 2 - Tekstslide

4.4 Stoot
Hoeveel de snelheid van een voorwerp verandert door een stoot is afhankelijk van de massa van het voorwerp.
Een zwaar voorwerp gaat na een stoot minder snel dan een licht voorwerp door dezelfde stoot. 

Slide 3 - Tekstslide

4.4 Stoot
stoot = F x t                                 
                
dus ook; stoot = m x v
let op v staat voor een snelheidsverandering gedurende tijdsduur t 

Ft=mv

Slide 4 - Tekstslide

4.4 Stoot
stoot = F x t                                 
                
dus ook; stoot = m x v
Wat betekent "delta"?
FΔt=mΔv

Slide 5 - Tekstslide

delta ?
staat voor verschil: tijdsduur, snelheidsverandering

Δt=t2t1
Δv=v2v1

Slide 6 - Tekstslide

aan de slag  
maak nu 42 t/m 48
huiswerk 

Slide 7 - Tekstslide

Formule 
stoot = F * t 
de stoot = kracht * tijd

De eenheid van stoot is Newton seconde (Ns)
pak je rekenmachine Quiz-time 

Slide 8 - Tekstslide

Een stoot heeft als effect:

A
kracht
B
snelheidsverandering
C
arbeid
D
negatieve arbeid

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen Arbeid en Stoot?
A
Arbeid gaat over snelheid en stoot over krachten
B
Stoot gaat over energie en arbeid niet
C
Arbeid gaat over kracht en verplaatsing en stoot gaat over kracht en tijd
D
Arbeid en stoot zijn hetzelfde

Slide 10 - Quizvraag

Stoot =
A
F * s
B
F * m
C
F * a
D
F * t

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist. De eenheid van stoot is Ns
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

F = 15 N
t = 3 minuten
Bereken de stoot
A
45 Ns
B
0.083Ns
C
2700 Ns
D
5 Ns

Slide 13 - Quizvraag

Wat helpt NIET bij het verlagen van de stopkracht?
A
Helm
B
Autogordel
C
Airbag
D
Kreukelzone

Slide 14 - Quizvraag

Stopkracht is..
A
De kracht op de auto bij een botsing
B
De kracht op de persoon bij een botsing
C
De kracht op de wielen bij een botsing
D
botskracht

Slide 15 - Quizvraag


De trein wordt geremd met een kracht van 40kN
Bereken de stoot.

(Klik op het plaatje om te vergroten )
A
26 Ns
B
145.000Ns
C
52000Ns
D
308.000Ns

Slide 16 - Quizvraag


Bereken de massa van de trein?
F=40 kN, tijdsduur=7,7 s
A
m=30800 kg
B
m=15400 kg
C
m=260 kg
D
m=61600 kg

Slide 17 - Quizvraag

Wat heb je in deze les geleerd?

Slide 18 - Tekstslide

Je kunt/weet nu:
- Een kracht die voor een bepaalde tijd werkt zorgt voor een stoot.
- Je de stoot kan berekenen met: stoot = F x t . 

- Een stoot heeft snelheidsverandering als effect. 
- Stoot kun je ook op een andere manier berekenen, namelijk stoot=v m
 

Slide 19 - Tekstslide