Criminaliteit 4.1

Criminaliteit


Hoofdstuk 4: De rechtsstaat en het strafrecht
4.1 De rechtsstaat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaskMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit


Hoofdstuk 4: De rechtsstaat en het strafrecht
4.1 De rechtsstaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
  • Herhalen H3
  • LessonUp 4.1 De Rechtsstaat
  • Vragen over SO (H1, H2, H3)

Leerdoelen:
  • Je kunt een rechtsstaat herkennen en omschrijven a.d.h.v. 4 kenmerken
  • Je kunt uitleggen hoe de rechtsstaat werkt 

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen Begrippen H3
  • Zware criminaliteit = ernstige misdrijven (overval, moord)
  • Veelvoorkomende criminaliteit = lichte delicten die veel voorkomen, schade veroorzaken, hinderlijk zijn en licht bestraft worden (fietsendiefstal, vandalisme)
  • Witteboordencriminaliteit = delicten door mensen met hoge maatschappelijke positie (fraude, witwassen, omkoping)
  • Jeugddelinquenten = jongeren die veelvoorkomende criminaliteit plegen
  • Recidivisten = criminelen die steeds opnieuw strafbare feiten plegen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen CE
8.2 De kandidaat kan de kenmerken van de rechtsstaat herkennen in het straf- en procesrecht
8.2.1 kenmerken van de rechtsstaat:

A. bescherming van burgers tegen te grote overheidsmacht en tegen willekeur van de overheid:
  • de overheid is gebonden aan de wet. In straf- en procesrecht zijn regels opgenomen, die de burger beschermen tegen willekeur van de overheid. De burger moet weten wat hem te wachten staat bij het plegen van een delict en hij moet erop kunnen rekenen dat hij niet anders zal worden behandeld/ bestraft dan iemand anders.
  • de rechter is onafhankelijk
  • grondrechten van de burgers: wezenlijk is het beschermen van de individuele vrijheid van de burger (zie grondrechten onder 4.1.1. uit Politiek en beleid, zie rechten van een verdachte onder 8.2.3)
  • parlementaire democratie (zie 4.1.1 uit Politiek en beleid)
B. de overheid dient de rechtsorde te handhaven met wettelijke middelen en daarbij dient de overheid de rechten van de burger te waarborgen

Slide 4 - Tekstslide


Rechten
= Wat je mag doen

Bijvoorbeeld:
  • stemrecht
  • vrijheid van meningsuiting

Plichten
= Wat je moet doen

Bijvoorbeeld: 
  • belastingplicht
  • leerplicht

Slide 5 - Tekstslide

De rechtsstaat


Rechtsstaat =  een land waar de rechten en plichten van de burgers én de overheid zijn vastgelegd in de wet

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken Rechtsstaat
  • Burgers hebben grondrechten die zijn vastgelegd in de grondwet
  • Overheid moet zich aan de wet houden
  • Scheiding der machten (Trias Politica)
    - Wetgevende / Uitvoerende / Rechtsprekende macht
  • Alle burgers zijn voor de grondwet gelijk

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waarover gaat de video?

Slide 9 - Open vraag

Rechtsgelijkheid en rechtsbescherming

Rechtsgelijkheid = alle burgers zijn voor de wet gelijk

Rechtsbescherming = rechten van burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik van de overheid

Slide 10 - Tekstslide

Rechtshandhaving en rechtszekerheid

Rechtshandhaving = de overheid controleert of iedereen zich aan de wet houdt

Rechtszekerheid = de overheid mag iemand pas aanpakken als dat volgens de wet is toegestaan

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welk begrip herken je terug in de video? (Rechtsgelijkheid / Rechtsbescherming / Rechtshandhaving / Rechtszekerheid) Kies er minstens 1 uit en leg uit waarom.

Slide 13 - Open vraag

Als jij de burgemeester van Amsterdam was, zou je dan besluiten om de politie wel of niet preventief te laten fouilleren?

Slide 14 - Open vraag

Wie bepaalt in een rechtszaak de straf?
A
De politie
B
De juryleden
C
De rechter
D
De Tweede Kamer

Slide 15 - Quizvraag

Het recht op vrijheid van meningsuiting staat beschreven in...
A
Het Strafrecht
B
De Grondwet

Slide 16 - Quizvraag

Regels over opsporing, berechting en straffen noemen we...
A
het Grondrecht
B
het Strafrecht

Slide 17 - Quizvraag

De politie houdt een verdachte aan
A
Rechtsbescherming
B
Rechtsgelijkheid
C
Rechtshandhaving
D
Rechtszekerheid

Slide 18 - Quizvraag

De politie mag niet zomaar je telefoongesprekken afluisteren
A
Rechtsbescherming
B
Rechtsgelijkheid
C
Rechtshandhaving
D
Rechtszekerheid

Slide 19 - Quizvraag

Je kunt niet worden opgepakt omdat je aan een demonstratie meedoet
A
Rechtsbescherming
B
Rechtsgelijkheid
C
Rechtshandhaving
D
Rechtszekerheid

Slide 20 - Quizvraag

Iedereen die op de snelweg 20 km p/u te hard rijdt, krijgt 174 euro boete
A
Rechtsbescherming
B
Rechtsgelijkheid
C
Rechtshandhaving
D
Rechtszekerheid

Slide 21 - Quizvraag

Begrippen H4
  • Rechtsstaat = 
  • Recht = 
  • Plicht = 
  • Grondrechten = 
  • Onafhankelijke rechter = 

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen H4
  • Rechtsgelijkheid = 
  • Rechtsbescherming = 
  • Rechtshandhaving = 
  • Rechtszekerheid = 

Slide 23 - Tekstslide

Volgende keer
  • SO: H1, H2, H3
  • H4: De rechtsstaat en het strafrecht (4.2 Strafrecht)

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 25 - Open vraag

Welke vragen heb je nog over deze les?

Slide 26 - Open vraag