8.3 Je bloed vervoert 22/23

Herhaling:
Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling:
Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken

Slide 1 - Quizvraag

Welke stoffen gaan de spier in bij nummer 3?
A
alleen stof 1
B
alleen stof 2
C
stof 1 en stof 2
D
geen van beide stoffen

Slide 2 - Quizvraag

Sleep de naman naar de juiste onderdelen 
Longblaasje
Luchtpijp
Keelholte
Brongiën 
Neusholte

Slide 3 - Sleepvraag

Bij een adembeweging trekken de tussenribspieren en middenrifspieren samen.
Wat gebeurt hierdoor?


A
De borstkas wordt groter, je ademt in.
B
De borstkas wordt groter, je ademt uit.
C
De borstkas wordt kleiner, je ademt in.
D
De borstkas wordt kleiner, je ademt uit.

Slide 4 - Quizvraag

Hieronder staat een schematische tekening van een spiercel.
Er gaan stoffen de spier in en uit. De spier kan hierdoor samentrekken
De stoffen 1 en 3 stellen zuurstof en water voor.
Hoe heten de stoffen 2 en 4?

Slide 5 - Open vraag

Wat is de functie van bloed?
A
Het rondbrengen van stoffen door het lichaam.
B
Het verteren van voedsel.
C
Het afbreken van giftige stoffen.
D
Een rode kleur aan je lichaam geven

Slide 6 - Quizvraag

8.3 je bloed vervoert 
Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe je bloed stoffen vervoert
  • Je kunt drie soorten bloedvaten met hun kenmerken noemen
  • Je kunt beschrijven hoe stoffen vanuit het bloed bij je cellen komen

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vervoert je bloed stoffen?
Volwassenen hebben tussen de 5 en 6 liter bloed
in hun lichaam. Een baby ongeveer 400 ml.
Bloed vervoert voedingsstoffen en zuurstof naar de organen en voert afvalstoffen weg. 
Bij het vervoer zijn de stoffen opgelost in je bloed en is zuurstof vastgehecht aan de rode bloedcellen.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen.
Je kunt de functies van deze bestanddelen van het bloed noemen.
Bloed bestaat uit:
  1. Bloedplasma= waterige deel, vervoer : voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen
  2. Bloedplaatjes: zorgen voor genezing van een wond: korstje 
  3. Bloedcellen: 
  • rode bloedcellen: vervoer van zuurstof, d.m.v. de stof hemoglobine
  • witte bloedcellen: vernietigen bacteriën en andere ziekteverwekkers  
  


timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken 
Maak opdracht 1t/m 6 
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

8.3 les 2
Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe je bloed stoffen vervoert
  • Je kunt drie soorten bloedvaten met hun kenmerken noemen
  • Je kunt beschrijven hoe stoffen vanuit het bloed bij je cellen komen

Slide 11 - Tekstslide

rode bloedcel
witte bloedcel
bloedplaatje
Het bestrijden van ziekteverwekkers
Het laten stollen van bloed
Het transporteren/ vervoeren van zuurstof

Slide 12 - Sleepvraag

Door welke bloedvaten stroomt bloed?
Slagaders: 
Hebben een dikke gespierde wand, bloed gaat van het hart naar een orgaan. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze naartoe lopen: bijv. nierslagader
Zuurstofrijk bloed
Haarvaten:
Dunne bloedvaatjes waar een rode bloedcel doorheen past. Wand is heel dun. Bedoeld voor uitwisseling van stoffen, Stoffen gaan in de haarvaten van het bloed naar de cellen.
Aders:
Hebben een dunne wand, bloed gaat van een orgaan naar het hart. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze vanaf lopen: bijv. nierader. Zuurstofarm bloed
Aders hebben kleppen

Slide 13 - Tekstslide

Slagaders
1: Dikke wand, de bloedruk is hier hoog want het vat komt van het hart af. Het hart pompt het bloed door de slagaders.

2. Gaat van het hart naar een orgaan en is zuurstofrijk.
(longslagader uitzondering, want in de longen komt de zuurstof pas in het bloed)

Grootste slagader is de aorta

Slide 14 - Tekstslide

Aders
1.Dunne wand, het bloed komt uit de organen, dus de bloeddruk is laag(de wand hoeft niet meer zo sterk te zijn)

2. Van het orgaan naar het hart en is zuurstofarm (de long ader is de uitzondering want in de longen is er zuurstof in het bloed gegaan)
3. Hij heeft kleppen als hiernaast, omdat de bloeddruk zo laag is. Anders zou al het bloed naar je benen terugzakken.

Slide 15 - Tekstslide

Samen maken vraag 10 werkboek

Slide 16 - Tekstslide

Hoe komen stoffen bij je cellen?
  1. Slagaders voeren het bloed met de stoffen die erin zitten naar de haarvaten van de organen. 
  2. In de haarvaten gaat zuurstof van de rode bloedcel naar het bloedplasma. Nu zit dus glucose en zuurstof in het bloedplasma!
  3. In de dunne wand van de haarvaten zitten openingen, het bloedplasma met hierin zuurstof en glucose lekt naar buiten. De vloeistof komt zo bij de cellen
  4. Cellen nemen stoffen op voor de verbranding

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak opdracht 7 t/m 13 

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiter
Maak de volgende  "exit vragen":

Slide 19 - Tekstslide

Uit welke bestanddelen bestaat bloed?

Slide 20 - Open vraag

Vul de ontbrekende woorden in.
Een rode bloedcel vervoert ....1... in je bloed
Een bloedplaatjes helpt mee met het .....2.... van je bloed
A
1 = koolstofdioxide 2 = stollen
B
1 = zuurtof 2 = vervoeren
C
1 = zuurstof 2 = schoonmaken
D
1 = zuurstof 2 = stollen

Slide 21 - Quizvraag

rode bloedcel
witte bloedcel
bloedplaatje
Het bestrijden van ziekteverwekkers
Het laten stollen van bloed
Het transporteren van zuurstof

Slide 22 - Sleepvraag