Les 3 - Bewegen EMB

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBO

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij over het onderwerp:
Bewegen EMB
A
B
C

Slide 2 - Quizvraag

Hoe veel interesse heeft de student over dit onderwerp? 
Wat weten de studenten hier al over? Ervaringen? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is bewegen belangrijk?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Bewegen is gezond, het verlaagd de risico’s op chronische ziekten zoals; Diabetes, hart en vaat ziekten en depressieve klachten. Je wordt fitter van bewegen en je verbeterd je conditie, het heeft een positieve invloed op je mentale welbevinden. Hoeveel je moet bewegen is vastgesteld in de beweegrichtlijnen https://www.youtube.com/watch?v=76mTZeiuKrc door de gezondheidsraad in opdracht van het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Ze zijn beschreven voor kinderen, volwassenen en ouderen. Voor volwassenen is het advies om minstens 2,5 uur per week matig intensief te bewegen en dat te verspreiding over de week. Ook wordt er aangeraden om 2 keer in de week bot en spier versterkende activiteiten te gaan doen. Bewegen kan in huis, om huis of buitenhuis. Elke activiteit kan je langer doen, zwaarder maken of vaker doen. Voor mensen met een verstandelijke beperking gelden deze richtlijnen ook. Wel zijn er aanpassingen nodig voor de doelgroep om het zo beter aan te laten sluiten bij hun mogelijkheden. De beweegrichtlijnen zijn het zelfde maar daar wordt voor mensen met een verstandelijke beperking aan toegevoegd: - Bewegen is goed, meer bewegen is beter - Sta vaker op of wissel van houding - Voeg een extra beweegoment aan je dag toe Een van de adviezen om meer te bewegen is, om de activiteiten die je doet, langer te doen, zwaarder te maken of vaker te doen. Dat geld ook voor mensen met een verstandelijke beperking.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe intensief beweeg jij?
Noem voorbeelden

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijk prestatievermogen 5 grond motorische eigenschappen. - Kracht - snelheid - Uithoudingsvermogen - Lenigheid - Coördinatie.

Slide 13 - Tekstslide

Kracht Kracht is nuttig, spierweefsel verbruikt meer energie dan vetweefsel, dus je verbruikt meer. Algemeen: Botdichtheid groter, dikkere en sterkere botten daardoor wordt het risico op breuken kleiner. Sport: Sterker, toename lenigheid en aeroob vermogen dus sneller Verder: Het voorkomt blessures, interventie en preventie overgewicht, het zelfbeeld en het zelfvertrouwen wordt vergroot.

Slide 14 - Tekstslide

Snelheid Reactie snelheid, hoe snel reageer jij op een prikkel. Voorbeeld, wanneer Max verstappen vlak voor een wedstrijd nog een reactie spel doet om scherp en alert te worden en te testen Snelheid van voortbewegen (cyclische manier van snelheid) rennen, zwemmen, fietsen. Dezelfde beweging steeds achter elkaar uitvoeren en hoe snel iemand daarbij is. versnellingsvermogen (accelereren, hoe snel kun je van 0 naar 100) Maximale snelheid (hoe snel kun je maximaal lopen) Uithoudingsvermogen in snelheid (hoe lang kun je de maximale snelheid vasthouden. Handelingssnelheid, a cyclische manier. (badminton, snel reageren snel verschillende bewegingen achter elkaar) versnellingsvermogen met lichte weerstand versnellingsvermogen met zware weerstand Wat bepaalt snelheid zenuwstelsel Myelineschede zorgt voor een goede prikkel overdracht van de ene zenuw naar de andere zenuw. Aantal synapsen, daar waar de info overdracht tussen twee neuronen plaats vind. Dat wat doorgegeven wordt zijn neurotransmitters. neurotransmitterstof. Een neurotransmitter bevat de informatie die doorgegeven moet worden. (on)bekende beweging – training is belangrijk, hoe vaak heb je een betreffende handeling al eens eerder gedaan. Spier Type spier, spierlengte en energievoorraad zijn van invloed op hoe snel je kunt reageren. Training is hier van op invloed maar ook aanleg. Temperatuur van de spier is belangrijk, wanneer de spieren de juiste temperatuur hebben kun je sneller reageren. Je mentale gesteldheid is ook van invloed op hoe snel je kan reageren. Wanneer je meer moe bent zal het je meer energie kosten en duurt het langer voordat je reageert dan wanneer je uitgeslapen bent.

Slide 15 - Tekstslide

Uithoudingsvermogen Algemeen, het vermogen om algemene prestaties lang(er) vol te houden. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen. Hierbij speelt je hart en je longinhoud een grote rol, hoe lang hou je dan een activiteit op. Lokaal, het vermogen van een spiergroep om een activiteit lang vol te houden. Zo kun je bijvoorbeeld het heel langvolhouden om je armspieren te trainen maar wanneer je gaat hardlopen je zo af bent omdat je het niet kunt volhouden.

Slide 16 - Tekstslide

Lenigheid Eigenschap die maakt dat atleten bewegingen met grote amplitude uitvoeren. Amplitude betekend te maximale uitslag van een gewricht ten opzichte van de evenwichtsstand. Dat wordt bepaald door: Bouw en vorm gewricht, kapsel en banden, gewrichtssmering, lengte spieren en pezen, kracht van antagonist, elasticiteit van bindweefsels. Actief Maximale uitslag als gevolg van activiteit agonisten en ontspanning antagonisten Alleen het gewricht zelf gebruiken. Passief. Uitslag in een gewricht als gevolg van een externe kracht. Bijvoorbeeld door wanneer je gewricht zelf niet verder kan bewegen daar een druk van buiten af op zetten om verder door te bewegen. Dit kan helpen om meer lenig te worden, maar het is wel iets waar je heel erg mee moet oppassen.

Slide 17 - Tekstslide

Coördinatie Ritmisch vermogen Balanceervermogen (belangrijk om niet te vallen, voor Oriëntatie vermogen , tijd en ruimte. Weet ik waar ik ben en kan ik reageren op onverwachte gebeurtenissen om mij heen. Kan ik aan de kant springen als een auto op mijn af komt rijden. Vermogen tot sturen. Een precisie beweging maken. De een is grover in zijn fijne motoriek dan de ander. Dat verschild per persoon. Oog-hand-coördinatie. Een samenwerking tussen oog en hand, de een is daar beter in als de andere dat is nou eenmaal zo.

Slide 18 - Tekstslide

Lichamelijk prestatievermogen 5 grond motorische eigenschappen. - Kracht - snelheid - Uithoudingsvermogen - Lenigheid - Coördinatie.
Relaties tussen de grond motorische eigenschappen Je traint nooit los een van die eigenschappen, je hebt ze in combinatie met elkaar nodig. Je kunt ze niet los van elkaar zien. Welke train je bij welke oefening?

Slide 19 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Agility Vermogen van een sporter om lichaamspositie en bewegingsrichting te veranderen. Snel, nauwkeurig, met gebruik van het hele lichaam, snelle en nauwkeurige beweging van de ledematen. Behendigheid. Reageren op een prikkel (externe stimulus). Een snelle lichaamsbeweging met een verandering van snelheid of richting in reactie op een stimulus. Lichamelijk moet je technische en kracht factoren bezitten. Je moet de prikkel wel eerst kunnen waarnemen (horen/zien/ruiken) en snel een beslissing kunnen nemen. - Flexibility (lenigheid) Bewegingsuitslag rondom een gewricht. Hoever kan je een gewricht bewegen. Statisch (stilstaan) dynamisch (bewegen en verder rekken) -Stability Hoe stabiel sta je (alignement). Je core is daarin erg belangrijk. Hoe sterk zijn je romp spieren om sterk te blijven staan. Kan je je lichaamsdelen efficient gebruiken in ruimte en tijd, daar heb je controle over. - Power Kracht en snelheid samen dan spreken we over power, dat noemen we ook wel vermogen. - - - Endurance Uithoudingsvermogen. Algemeen, het vermogen om algemene prestaties lang(er) vol te houden. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen. Hierbij speelt je hart en je longinhoud een grote rol, hoe lang hou je dan een activiteit op.
Lokaal, het vermogen van een spiergroep om een activiteit lang vol te houden. Zo kun je bijvoorbeeld het heel langvolhouden om je armspieren te trainen maar wanneer je gaat hardlopen je zo af bent omdat je het niet kunt volhouden.

Slide 20 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Agility Vermogen van een sporter om lichaamspositie en bewegingsrichting te veranderen. Snel, nauwkeurig, met gebruik van het hele lichaam, snelle en nauwkeurige beweging van de ledematen. Behendigheid. Reageren op een prikkel (externe stimulus). Een snelle lichaamsbeweging met een verandering van snelheid of richting in reactie op een stimulus. Lichamelijk moet je technische en kracht factoren bezitten. Je moet de prikkel wel eerst kunnen waarnemen (horen/zien/ruiken) en snel een beslissing kunnen nemen.

Slide 21 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Flexibility (lenigheid) Bewegingsuitslag rondom een gewricht. Hoever kan je een gewricht bewegen. Statisch (stilstaan) dynamisch (bewegen en verder rekken)

Slide 22 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. -Stability Hoe stabiel sta je (alignement). Je core is daarin erg belangrijk. Hoe sterk zijn je romp spieren om sterk te blijven staan. Kan je je lichaamsdelen efficient gebruiken in ruimte en tijd, daar heb je controle over.

Slide 23 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Power Kracht en snelheid samen dan spreken we over power, dat noemen we ook wel vermogen. - -

Slide 24 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Endurance Uithoudingsvermogen. Algemeen, het vermogen om algemene prestaties lang(er) vol te houden. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen. Hierbij speelt je hart en je longinhoud een grote rol, hoe lang hou je dan een activiteit op.
Lokaal, het vermogen van een spiergroep om een activiteit lang vol te houden. Zo kun je bijvoorbeeld het heel langvolhouden om je armspieren te trainen maar wanneer je gaat hardlopen je zo af bent omdat je het niet kunt volhouden.

Slide 25 - Tekstslide

Conditions of movement Conditie is een verzamelnaam voor verschillende grond motorische eigenschappen. Ze staan in verbinding met elkaar en kunnen ook niet zonder elkaar. Het Athletic Skills Model kiest er voor om deze eigenschappen te trainen, maar dan op een andere manier. Vijf praktische werkbare conditions of Movement. Elke condition heeft meerdere elementen van de grond motorische eigenschappen in zich. De conditions beïnvloeden elkaar. - Agility Vermogen van een sporter om lichaamspositie en bewegingsrichting te veranderen. Snel, nauwkeurig, met gebruik van het hele lichaam, snelle en nauwkeurige beweging van de ledematen. Behendigheid. Reageren op een prikkel (externe stimulus). Een snelle lichaamsbeweging met een verandering van snelheid of richting in reactie op een stimulus. Lichamelijk moet je technische en kracht factoren bezitten. Je moet de prikkel wel eerst kunnen waarnemen (horen/zien/ruiken) en snel een beslissing kunnen nemen. - Flexibility (lenigheid) Bewegingsuitslag rondom een gewricht. Hoever kan je een gewricht bewegen. Statisch (stilstaan) dynamisch (bewegen en verder rekken) -Stability Hoe stabiel sta je (alignement). Je core is daarin erg belangrijk. Hoe sterk zijn je romp spieren om sterk te blijven staan. Kan je je lichaamsdelen efficient gebruiken in ruimte en tijd, daar heb je controle over. - Power Kracht en snelheid samen dan spreken we over power, dat noemen we ook wel vermogen. - - - Endurance Uithoudingsvermogen. Algemeen, het vermogen om algemene prestaties lang(er) vol te houden. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, zwemmen. Hierbij speelt je hart en je longinhoud een grote rol, hoe lang hou je dan een activiteit op.
Lokaal, het vermogen van een spiergroep om een activiteit lang vol te houden. Zo kun je bijvoorbeeld het heel langvolhouden om je armspieren te trainen maar wanneer je gaat hardlopen je zo af bent omdat je het niet kunt volhouden.

Slide 26 - Tekstslide

Ontwikkeling motoriek
Wanneer je geboren wordt ga je de wereld om je heen ontdekken, een baby die in de box ligt gaat dingen om zich heen pakken en vasthouden, later gaat het kind zich verplaatsen om dingen op te pakken en vast te houden. Je hebt je motoriek nodig om je individueel te ontwikkelen. Motoriek is ook van invloed op spraak en taalontwikkeling. Ale ontwikkelingen worden beïnvloed door de motoriek. Voor mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking is dat niet anders.
Wat we wel zien bij hen is dat er vaak grote problemen zijn op het motorische vlak. De oorzaak van de problemen op het motorische vlak is de verstandelijke beperking. De mate van de motorische beperking maakt de ontwikkeling alleen nog maar lastiger voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking. In de zorg en begeleiding voor mensen met een verstandelijke beperking moet dus veel aandacht zijn voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden. Bijvoorbeeld het vastpakken, of indrukken van een knop kan al veel betekenis opleveren voor de cliënt. Het vergroot de eigen regie van de cliënt. Dat is een zeer positieve ontwikkeling. De gevolgen van motorische beperkingen kunnen heel ingrijpend zijn voor de cliënt. Een verslechterde conditie en fitheid. Slaapproblemen, gedragsproblemen, verminderd welbevinden en verminderde alertheid kunnen de gevolgen zijn van mindere motorische vaardigheden (Houwen, van der Putten, & Vlaskamp, 2015).
Ondersteuning en het stimuleren van de motoriek is dus een belangrijke taak voor de begeleiders van mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking.

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Ga in groepjes van 3 uit elkaar, ga met elkaar in gesprek over welke activiteiten je kunt aanbieden voor mensen met een verstandelijke beperking.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke activiteiten hebben jullie bedacht?

Slide 29 - Woordweb

Wanneer de antwoorden in beeld zijn, vraag naar verdieping.
Waarom hebben de studenten de verschillende activiteiten gekozen en waarom passen ze bij iemand met EMB. Worden de activiteiten individueel aangeboden?

We bespreken de uitvoering van activiteiten met cliënten met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking. Ook staan we hier stil bij de uitvoering van activiteiten met cliënten binnen deze doelgroepen waarbij sprake is van een meervoudige beperking. Bij deze doelgroepen hoort een belevingsgerichte benadering. De zorgverlener probeert in het contact zo veel mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de cliënt, die veelal de wereld beleefd door de prikkels die hem worden aangeboden. Uit onderzoek is gebleken dat deze manier van benaderen een gunstig effect heeft op de tevredenheid van de cliënt en de relatie tussen de cliënt en de zorgverlener. 


Slide 30 - Tekstslide

Vaak worden activiteiten met deze cliënten individueel gedaan, omdat er snel sprake is van overprikkeling. Het is moeilijk voor cliënten binnen deze doelgroepen om een teveel aan prikkels te kunnen verwerken. Wanneer er samen iets wordt ondernomen, zijn dat meestal activiteiten zoals naar muziek luisteren, voorlezen of aan tafel spelen met scheerschuim. De zorgverlener zal haar begeleiding verdelen onder de aanwezige cliënten om iedereen zo veel mogelijk te helpen en te laten beleven. De cliënten zullen aan hun gedrag laten zien of ze het plezierig vinden wat er gebeurt. Tijdens de activiteiten werkt de zorgverlener onder meer met:
• lichaamstaal en gesproken taal (rustig en duidelijk met herkenbare woorden)
• bewegingen met het lichaam en met voorwerpen
• Pictogrammen

Slide 31 - Tekstslide

De keuze voor een activiteit is afgestemd op de wensen en de behoeften van de cliënt. Bij cliënten van deze doelgroepen is dat vaak moeilijk in te schatten, omdat ze door hun niveau in hun eigen wereld leven. Veel wordt zintuiglijk beleefd (dus door zien, horen, ruiken, proeven en/of voelen). Door observeren, ervaringen opdoen, goed rapporteren en overdragen wordt duidelijk waar de cliënt van houdt. De materialen waarmee gewerkt wordt, zijn vooral gericht op het zintuiglijk beleven: 

Begeleiding door de zorgverlener
Wanneer de zorgverlener de cliënt goed kent, kan zij aan zijn lichaamstaal, zijn bewegingen en geluiden merken of hij openstaat voor een activiteit. Het is belangrijk om de activiteit te doen wanneer de cliënt het meest alert en actief is. Soms is de cliënt bijvoorbeeld door het ochtendritueel zo vermoeid dat het beter is om te wachten met de activiteit.
Ook bij deze cliënten werkt de zorgverlener planmatig. We bespreken hier de aanpak van de zorgverlener bij een individuele activiteit. Deze aanpak kan er als volgt uitzien:
Het aanbieden van een groepsactiviteit bij cliënten van deze doelgroepen zal vaak in een heel kleine groep plaatsvinden. De zorgverlener heeft voor het begeleiden van deze cliënten meer tijd en inzet nodig. Een reactie van een cliënt laat vaak op zich wachten, is klein en soms moeilijk zichtbaar. Hoe meer cliënten er in de groep zijn, hoe moeilijker het te meten is of de activiteit beleefd wordt. Iets nieuws aanleren bij deze doelgroep vindt plaats door veelvuldig herhalen van een handeling. Hierdoor ontstaat herkenning en zal de cliënt gewend raken. Leren zit bij deze doelgroep niet in het aanleren van een vaardigheid als boterhammen smeren of de tafel dekken, maar in het leren herkennen van personen of handelingen. Sommige cliënten hebben de mogelijkheid om kenbaar te maken dat er iets (on)gewenst is. Bijvoorbeeld door een gezichtsuitdrukking, door nee te schudden of door een armbeweging te maken. Als zorgverlener is het van belang deze mogelijkheden te gebruiken en ze eventueel uit te breiden. Dit vergroot de regie van de cliënt en het verbetert het contact. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de doelen behaald? Welk cijfer geef je jezelf ten opzichte van de doelen?

Slide 34 - Open vraag

Vraag studenten om uitleg van het gegeven cijfer. 
Wat weet jij over het onderwerp:
Bewegen EMB
A
B
C

Slide 35 - Quizvraag

Heeft deze les bijgedragen aan meer kennis over dit onderwerp? Wat heb je er van geleerd? 
Volgende les:
Bewegen in zorgmomenten 

Voorbereiden: 
Lees de theorie uit de studiewijzer

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies