2: Column

2: Column









                                                                                                  Boek: blz. 61-62
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2: Column









                                                                                                  Boek: blz. 61-62

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe houd je (vooral) het nieuws bij?
A
Websites of apps zoals nu.nl / nos.nl
B
Social media zoals Instagram of Twitter (NOS-stories bijv.)
C
Tv (journaal, dagelijkse talkshows zoals Beau, De vooravond, Op1 etc.)
D
Op een andere manier (of: NIET)

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak lees je een krant (online of fysiek)?


Volkskrant, NRC, Trouw, BD, De Telegraaf etc.
A
Dagelijks
B
Wekelijks
C
Maandelijks
D
Jaarlijks

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees je weleens columns?
A
Ja
B
Soms
C
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke columnisten
volg / lees je?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een column
  • = Tekstvorm
  • Verschijnt regelmatig op een vaste plek in een tijdschrift, krant of vakblad
  • Auteur geeft persoonlijke visie op een actuele gebeurtenis of ontwikkeling (kan tegendraads zijn)
  • Tekstdoel: kan verschillen (informeren, opiniëren, overtuigen, activeren of amuseren)
  • Toon: dus verschillend (luchtig, serieus)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedere columnist kent zijn publiek, en het publiek kent de columnist

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst Laten we stoppen met 'Koningsdag'








  • Blz. 63 in je boek
  • Klaar? Zoek bij vraag 1 de woorden/woordgroepen op die je niet kent. 


timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1: Wat betekent 'slaan geen deuk in een pakje boter' (al. 2)?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1: Wat betekent 'quotum' (al. 8)?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1: Wat betekent 'republikein' (al. 8)?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak in je schrift vraag 2, 3 en 4
van opdracht 2
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2: Wat is de aanleiding van het schrijven?
A
De toeristen die ieder jaar op 30 april denken dat het Koninginnedag is (al. 8)
B
Het interview tussen de koning en Wilfried de Jong (al. 5)
C
Koningsdag in het algemeen (zie bron, alinea 1)
D
Prinsjesdag (al. 7)

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3: Noem ten minste drie voorbeelden
waaruit blijkt dat de auteur haar lezers kent.

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
  • Ze gaat er vanuit dat haar lezers weten wat de volgende woorden betekenen
    waterwerken, toiletpotten, de Nederlandse identiteit, het collectieve taalgeheugen, Koningslied, de Bijbel, de blauwe jurk van Máxima, de bestrijding van armoede door een betere verdeling van geld, Lonely Planet


  • Ze gaat er vanuit dat haar lezers weten wie de volgende personen zijn
    de oude Grieken, Shakespeare, BB King, de King of Pop, de Lion King, Elvis, Sneeuwwitje, de Koningin van de Nacht, Guinevere, de popgroep Queen, Máxima en Armin van Buuren


  • Ze gaat er vanuit dat haar lezers weten wat de voorgaande gebeurtenissen waren 
    de traan van Máxima, een hopeloos in haar ogen verdrinkende Barack Obama, de ‘domheid’ van haar man, het interview tussen de koning en Wilfried de Jong

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4: Nog een voorbeeld van zo'n koning? 





  • Menelaos               Saul (Bijbel)                         Nobel                                       Arthur


  • Nog meer voorbeelden? 

Slide 17 - Tekstslide

- Bijbel: Saul, die sneuvelt in een oorlog, zodat zijn rivaal David koning kan worden;
- de oude Grieken: Menelaos, wiens echtgenote Helena door Paris ontvoerd werd naar Troje;
- Shakespeare: de vader van Hamlet, koning van Denemarken, die door zijn broer vermoord werd, zodat die de troon kon bestijgen;
- Oude Nederlandse literatuur: koning Nobel, uit Vanden vos Reynaerde, die door Reynaert wordt beetgenomen;
- Oude Engelse literatuur: koning Arthur, wiens vrouw Guinevere een heimelijke liefde koesterde voor ridder Lancelot (en hij voor haar).
Maak vraag 5, 6 en 7
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5: Vijf veranderingen incl. argument
  1. Maak van Koningsdag, maar weer Koninginnedag(, want)
    - We hebben al sinds 1890 een koningin op de troon
    - Koningsdag slaat niet aan (geen leuk woord)
    - Koningen zijn saaier dan koninginnen
    - Op Prinsjesdag zijn er ook geen prinsjes
  2. We voeren ook de commissaris van de Koningin weer in(, want)
    - dat is voor die mensen ook een veel leukere baan
  3. We maken Maxima óók ons staatshoofd(, want)
    - dan hebben we er twee, kan ons het schelen
    - ook goed voor het quotum van vrouwen op topposities
  4. Maak er maar weer 30 april van(, want)
    - dan kunnen de toeristen met een Lonely Planet van 2002 ook weer meedoen
    - en dan kunnen alle oude Koninginnedagspullen weer van de zolder
    - en die datum stond bij ambtenaren toch al voor de komende dertig jaar als vrije dag in de agenda. 
  5. We maken van 27 april een Republikeinendag(,want) dan hebben die mensen ook eens een feestje. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het antwoord op vraag 6 moet zoiets zijn als:

Ze bedoelt dat de naam van de dag wel vaker helemaal niets meer met de ‘inhoud’ te maken heeft. We kunnen dus best op Koninginnedag de verjaardag van de Koning vieren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7: Wat is het belangrijkste doel van tekst 2?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Opiniëren
D
Uiteenzetten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Amuseren
Het belangrijkste doel van de auteur is amuseren: ze houdt wel een betoog, maar ze onderbouwt haar standpunt met zulke onhoudbare argumenten, dat het vooral een grappig geheel wordt.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
Je kan/weet:
  • wat een column is
  • de hoofdgedachte en het tekstdoel weergeven van een column
  • conclusies trekken over de intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur
  • ironie en sarcasme herkennen. 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies