Taal leestekens

Welke leestekens ken je?
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke leestekens ken je?

Slide 1 - Open vraag

Maak een zin met een vraagteken

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met een uitroepteken

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je een komma?
( , )

Slide 4 - Open vraag

Een komma gebruik je
- Tussen twee zinnen
- Tussen delen van een opsomming

Bijvoorbeeld: Vandaag heb ik met een vriendin kleren, schoenen en sieraden gekocht. 

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een puntkomma?
( ; )

Slide 6 - Open vraag

Een puntkomma gebruik je
- Tussen twee zinnen die bij elkaar horen. De nieuwe zin begint dan niet met een hoofdletter.
Bijvoorbeeld: 
Iedereen is welkom; toch hoop ik dat niet iedereen komt.
Iedereen wordt thuisgebracht; Lisa mag wel blijven logeren.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een dubbele punt? ( : )

Slide 8 - Open vraag

Dubbelepunt gebruik je voor
- Een opsomming 
- Een verklaring
- Een directe rede
Bijvoorbeeld: 
Ze zei: "ik hou van je."

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens? ( " )

Slide 10 - Open vraag

Aanhalingstekens gebruik je
- Als de zin in een directe rede staat. 
- Sarcasme 
- Bij directe reden in een directe reden. 

Bijvoorbeeld: 
Mijn moeder zei boos: "ga nou eens weg!"

Slide 11 - Tekstslide

vandaag zijn we naar de supermarkt geweest waar we veel groentes hebben gekocht zoals spitskool bergsla wortels bieten en paprika's
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Schrijf de zin goed op
vandaag zijn we naar de supermarkt geweest waar we veel
groentes hebben gekocht zoals spitskool bergsla wortels bieten en paprika's

Slide 13 - Open vraag

Zet de leestekens op de juiste plaats.
Cato heft veel hobby's paardrijden scouting turnen en gitaarles

Slide 14 - Open vraag

mijn moeder zei teveel snoepen is niet goed voor je

Slide 15 - Open vraag