4.5 Verzekeren, hoe dan?

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 4 (5min)
  • Behandelen paragraaf 5 (15 min)
  • zelfstandig werken (25 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Huren
Kopen
Je spaart voor je oude dag
Je hebt hogere onderhoudskosten
Je hebt een opstalverzekering
Je bent flexibel als je wil verhuizen
Je sluit een hypothecaire lening af 

Slide 3 - Sleepvraag

Voordelen kopen
Voordelen huren
Eigendom
Vermogensvorming
Kwaliteit wonen
Aanpassing woning
Rente aftrekking
Op termijn lasten nihil
Flexibel
Minder verzekeringen
Geen kosten onderhoud
Huur toeslag
Lage woonlasten
Geen onr. zaak bel.

Slide 4 - Sleepvraag

VERZEKEREN

Slide 5 - Tekstslide

Waarom verzekeren?

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Verzekeraar
De verzekeringsmaatschappij.

tussenpersoon- onafhankelijke verzekeringsadviseur die verzekeringen voor je vergelijkt ( tegen vergoeding). 

direct writer- werkt zonder tussenpersonen , kun je rechtstreeks verzekering afsluiten

Slide 8 - Tekstslide

Verzekeraars die rechtstreeks verzekeringsovereenkomsten sluiten met verzekeringsnemers, noemen we:
A
Herverzekeraars
B
Tussenpersonen
C
Direct writers
D
Gevolmachtigd agent

Slide 9 - Quizvraag

Schade
Materiele schade: schade aan spullen, is in geld uit te drukken



Immateriële schade: mentale schade, letsel, lichamelijke schade.

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt een verzekering afsluiten tegen materiele schade
  • als het onzeker is ( je kan dus niet een brandend huis verzekeren)
  • als deze niet met opzet is veroorzaakt

Slide 11 - Tekstslide

Verzekering afsluiten 
Verzekeraar: = verzekeringsmaatschappij
Verzekerde = ben jijzelf


Verzekeringsovereenkomst: een overeenkomst tussen de verzekerde en de verzekeringsmaatschappij


Slide 12 - Tekstslide

Polis, polisvoorwaarden en Premie

  • Polis: het bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten
  • Polisvoorwaarden: Deze staan in de polis. Hierin staat waar je wel of geen recht op hebt en hoe hoog de premie is. 
  • Premie: Het bedrag dat je moet betalen voor de verzekering. 

Slide 13 - Tekstslide

Betalen verzekeringspremie
afhankelijk van:
  • kans op schade en omvang van de schade
  • een eigen risico
  • promillage van de verzekerde waarde
  • wordt verhoogd met poliskosten en 21% assurantiebelasting

Slide 14 - Tekstslide

Eigen risico
  • Eigen risico = je moet een deel van de schade zelf betalen
  • Premie is dan lager
  • De verzekeraar hoeft minder te betalen bij schade

Slide 15 - Tekstslide

Uitrekenen verzekeringspremie
premie                                                                                 €
+ poliskosten                                                                    €
---------------------------------------
totaal                                                                                    €
assurantiebelasting 21:100 x totaalbedrag        €
                              --------------------------------------                             
verzekeringskosten                                                       €

Slide 16 - Tekstslide

verzekeringskosten berekenen
Premie = € 110. Poliskosten = € 9,50. Assurantiebelasting = 21%. 





  • Bereken de verzekeringskosten 

Slide 17 - Tekstslide

Verzekering en premie
  • Premie wordt vaak met promille berekend
  • Dus niet delen door 100
  • maar door 1000
  • keer het promillage (ipv percentage)

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met promille

Slide 19 - Tekstslide

promille
Hoeveel is
?

Slide 20 - Open vraag

Bij een laag eigen risico betaal je meer premie dan bij een hoog eigen risico.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een eigen risico?
A
Een gebeurtenis waarvan je niet zeker weet of hij gaat plaatsvinden
B
Het deel van de schade dat je zelf moet betalen.
C
Het risico dat je neemt als je op vakantie gaat naar een onveilig land.
D
Met een eigen risico betaal je minder premie

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk
  • Maken opdrachten hoofdstuk 4 paragraaf 5

  • Lees de theorie op bladzijde 130 en 131
  • Maak de opdrachten 1 t/m 11

Slide 23 - Tekstslide

opdrachten maken

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Verzekeraars die rechtstreeks verzekeringsovereenkomsten sluiten met verzekeringsnemers, noemen we:
A
Herverzekeraars
B
Tussenpersonen
C
Direct writers
D
Gevolmachtigd agent

Slide 26 - Quizvraag

promille
Hoeveel is
?

Slide 27 - Open vraag

Bij een laag eigen risico betaal je meer premie dan bij een hoog eigen risico.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een eigen risico?
A
Een gebeurtenis waarvan je niet zeker weet of hij gaat plaatsvinden
B
Het deel van de schade dat je zelf moet betalen.
C
Het risico dat je neemt als je op vakantie gaat naar een onveilig land.
D
Met een eigen risico betaal je minder premie

Slide 29 - Quizvraag