3 - Thermometers 1 ZANP

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Thermometers

Aan het eind van de les:

• Kunnen we voor ons zien hoe fasen eruit zien
• Snappen we hoe een thermometer werkt
• Kennen we verschillende temperatuurschalen

Simulatie tijd!

Wat gebeurt er met de snelheid als de temperatuur omhoog gaat

1. Deeltjes gaan sneller bewegen
2. Deeltjes gaan langzamer bewegen
3. Deeltjes stoppen met bewegen
4. Er is geen verandering

Wat gebeurt er met de positie als de temperatuur omlaag gaat

1. Deeltjes gaan verder uit elkaar
2. Deeltjes gaan dichter bij elkaar
3. Deeltjes vliegen uit de bak
4. Er is geen verandering

Wat gebeurt er met het aantal deeltjes als de temperatuur omhoog gaat

1. Er komen er meer bij
2. Er verdwijnen er een paar
3. De deeltjes plakken aan elkaar vast
4. het aantal blijft gelijk

Uitzetten en krimpen

Thermometers

Meetbereik en Nauwkeurigheid

- Meetbereik geeft aan welke temperaturen een thermometer kan meten.

Meetbereik en Nauwkeurigheid

- Meetbereik geeft aan welke temperaturen een thermometer kan meten.

Hieronder zie je een vloeistof thermometer. 

Zet de namen bij de juiste nummers

Schaalverdeling

Stijgbuis

Reservoir

Vul de zinnen aan: 

Als de temperatuur stijgt,

Als de thermometer gevoeliger is 

Als de temperatuur daalt,

Als de stijgbuis wijder wordt 

is de stijgbuis dunner.

zet de vloeistof in het reservoir uit

stijgt de vloeistof minder

zakt het vloeistofniveau in de stijgbuis

Kelvin Schaal

Verwerkingsvragen

Dit is huiswerk

In SOM kan je vinden wanneer dit af moet zijn

De groene vragen zijn optioneel

Naast de LessonUp kan je ook het boek nog eens bekijken

Een temperatuur van 20 graden Celsius komt overeen met _______ Kelvin.

Een temperatuur van 320 Kelvin komt overeen met een temperatuur van ______ graden Celsius.

Een koortsthermometer heeft een bereik van 10 graden Celsius tot 50 graden Celsius

1. waar
2. niet waar

Het absolute nulpunt bevindt zich bij:
____K
____graden Celcius

Door het breder maken van de stijgbuis van een thermometer wordt:

1. Het bereik groter en de nauwkeurigheid kleiner
2. Het bereik groter en de nauwkeurigheid groter
3. Het bereik kleiner en de nauwkeurigheid kleiner
4. Het bereik kleiner en de nauwkeurigheid groter

Sleep het juiste antwoord naar de puntjes waar hij hoort.

a) Een vloeistof die warmer wordt,

b) Een vloeistof die afkoelt, 

c) In het reservoir van een thermometer bevindt zich 

.......................................

.......................................

.......................................

zet uit

krimpt

alcohol

water

zet uit

krimpt