G6 Ec - H6

Economie G6
Laatste les voor de toets
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Economie G6
Laatste les voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen.Te laat? Haal een groene kaart.


Iedereen heeft materiaal mee, eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Verder heb je een rekenmachine, pen & papier mee (schrift voor dit vak 
of klapper met ringband papier). Wie schrijft die blijft? 
(niet in orde: 'boeken vergeten' in Magister.)

Telefoon is opgeborgen, mag in de 'telefoontas'. Zie ik je mobiel wel? 
Zonder mopperen oranje kaart halen, einde van de dag ophalen bij 
verzuimcoördinator. (Alles op je device mag, indien passend bij les)


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
 


Spoorboekje

  • Leerdoelen H6
  • GV (geaggregeerde vraag)
  • GA (geaggregeerde aanbod)
  • Korte termijn, rigiditeit/starheid

  • Opgaven maken (deze week H5 6.1 t/m 6.12)
  • (H7 van EC schrappen we uit SE stof)
  • Week 48 (nu): H6 | daarna herhaling (week 49) SE in week 50
  • herhaling: vrijwilliger of Sjaak?



Slide 3 - Tekstslide

Is de vraag naar tomaten een voorbeeld van een collectieve of een geaggregeerde vraag?
A
Collectieve vraag
B
Geaggregeerde vraag

Slide 4 - Quizvraag

Waar kwamen de drie wijzen vandaan?
A
Oosten
B
Westen
C
Noorden
D
Zuiden

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van informatie asymmetrie is
A
Bonus-malussysteem
B
Moral Hazard
C
Premie
D
Risicospreiding

Slide 6 - Quizvraag

Eigen risico zorgt voor:
A
Moral Hazard
B
Averechtse selectie
C
Minder informatieasymmetrie
D
Meer informatieasymmetrie

Slide 7 - Quizvraag

Een zorgverzekeraar heeft te maken met mensen die op het aanvraagformulier niet invullen dat ze roken. Om welk risico gaat het hier?
A
Asymmetrische informatie
B
Moral hazard
C
Averechtse selectie
D
Moreel wangedrag

Slide 8 - Quizvraag

Wat is niet waar?
A
Door aftrekposten wordt het belastbaar inkomen lager
B
Door een heffingskorting wordt het belastbaar inkomen lager
C
Door een heffingskorting wordt het belastingbedrag lager
D
Door een eigen-woning-forfait wordt het belastbaar inkomen hoger

Slide 9 - Quizvraag

De lorenzcurve van 2016
is veranderd t.o.v. 2015.
Wat kan hier gebeurd zijn?
A
het hoogste belastingtarief is van 52% naar 42% verlaagd
B
De heffingskorting is verhoogd
C
De aftrekposten zijn verhoogd
D
Het minimumloon is afgeschaft

Slide 10 - Quizvraag

wat meet je met de gini-coëfficiënt
A
economische gelijkheid
B
VN-welzijnsindex
C
politieke vrijheid
D
algemene welzijn van een land

Slide 11 - Quizvraag

Door deflatie gaan consumenten:
A
Meer consumeren
B
Minder consumeren
C
Deflatie heeft geen invloed op de consumenten

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de volgende taken heeft de ECB?
A
begrotingstekort oplossen
B
eurobankbiljetten uitgeven
C
spaarrekeningen van consumenten bewaken
D
eurobankbiljetten uitgeven

Slide 13 - Quizvraag

De ECB verlaagt de rente.
Wat gebeurt er met de inflatie?
A
De inflatie blijft gelijk
B
De inflatie stijgt
C
De inflatie daalt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is géén taak van de ECB?
A
investeringen bevorderen
B
hoogte van de rente vaststellen
C
prijsstabiliteit nastreven
D
bankbiljetten in omloop brengen

Slide 15 - Quizvraag

Een deel van de winst uitkeren aan aandeelhouders, zo’n deel noem je:
A
Dividend
B
Beleggen
C
Aandelen
D
Obligatie

Slide 16 - Quizvraag

wat is een spaarrekening waarop je een groter bedrag voor een bepaalde tijd vast zet?
A
beleggen
B
reserveren
C
spaardeposito
D
hypothecaire lening

Slide 17 - Quizvraag

Ten opzichte van sparen geldt bij beleggen ...
A
meestal hoger rendement + meer risico
B
hetzelfde rendement + meer risico
C
meestal hoger rendement + minder risico
D
hetzelfde rendement + minder risico

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een obligatie?
A
Een lening aan een bedrijf/overheid.
B
Een stukje van een bedrijf/overheid.

Slide 19 - Quizvraag

De categoriale inkomensverdeling gaat over de verdeling van het binnenlands inkomen. De loonquote bereken je door:
A
winst/binnenlands inkomen x 100%
B
loon/binnenlands inkomen x 100%
C
loon/arbeidsinkomen x100%
D
arbeidsinkomen/binnenlandsinkomen x 100%

Slide 20 - Quizvraag

Job zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht
B
Hij heeft minder koopkracht
C
Zijn koopkracht blijft hetzelfde

Slide 21 - Quizvraag

Iedereen in Nederland heeft een aanvullend pensioen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Twee beweringen.
I. Het evenwicht van het geaggregeerde aanbod en de geaggregeerde vraag op lange termijn wordt gekenmerkt door arbeidsmarktevenwicht.
II. De productiecapaciteit bepaalt op lange termijn het geaggregeerde aanbod.
Welke bewering(en) is/zijn goed?



A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 23 - Quizvraag

Opgaven maken/
checken hoever ?
6.1 t/m 6.12 
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Inverdieneffecten
Wanneer de overheid de economie wil stimuleren, zal een deel van de extra uitgaven via extra belastinginkomsten wordt terugverdiend. Dit noemen we het inverdieneffect. (Uitverdieneffect bijvoorbeeld belastingverhoging voor consumenten: remmend effect uitgaven, minder belasting inkomsten)

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld (economielokaal.nl)

Slide 30 - Tekstslide

Uitverdieneffecten

Slide 31 - Tekstslide