H3 Krachten HH
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke kracht houdt voorwerpen omhoog als jij ze in je handen vasthoudt
A
Wrijvingskracht
B
Normaalkracht
C
Reactiekracht
D
Spierkracht
Slide 2 - Quizvraag
Je Massa op Aarde is anders dan je Massa op Mars
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Als een object stil staat werken er geen krachten op
A
Niet waar
B
Waar
Slide 4 - Quizvraag
De zwaartekracht op een leeuw op aarde is gelijk aan de zwaartekracht van een leeuw op mars
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Het massamiddelpunt van een object zit altijd in het midden
A
Niet waar, is afhankelijk van de massa verdeling
B
Waar, is afhankelijk van de massa verdeling
Slide 6 - Quizvraag
Een olifant en een bowlingbal springen beide van de duikplank. Welke van de twee heeft de grootste valversnelling?
A
De olifant
B
De bowlingbal
C
Beide even grote versnelling
Slide 7 - Quizvraag
De arm van een kracht is
A
De afstand van het draaipunt tot de kracht
B
De afstand van het duwpunt tot de kracht
Slide 8 - Quizvraag
Het moment is
A
De arm van de kracht keer de grootte van de kracht
B
De afstand van de kracht tot het draaipunt
C
De arm van de twee krachten opgeteld
Slide 9 - Quizvraag
Hoe langer de arm van een kracht
A
Hoe groter het moment
B
Hoe kleiner het moment
Slide 10 - Quizvraag
Welke formule gebruiken we om de grootte van een zwaartekracht te berekenen.
Notatie voorbeeld: (A = B x C)
Notatie voorbeeld: (A = B x C)
Slide 11 - Open vraag
Gebruik de formule voor zwaartekracht. Hoe ziet deze formule eruit als we massa willen berekenen?
Dus m = ....
Dus m = ....
Slide 12 - Open vraag
Bereken de massa van een auto op aarde. De zwaartekracht trekt aan de koe met 11772 Newton.
Valversnelling op aarde g = 9.81 m/
Gebruik F = m * g, dus m =
Valversnelling op aarde g = 9.81 m/
Gebruik F = m * g, dus m =
s2
