present perfect

Present
VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Present
VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de Present Perfect?
Hoe maken we de Present Perfect?
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
Today we will practice with zelfstandig werken
Present perfect

Slide 2 - Tekstslide

What do you know about the present perfect?

Slide 3 - Open vraag

Singaalwoorden
  • For:  al… / … lang
  • Since: sinds
  • Already: al
  • Yet: nog niet
  • Just: net
  • Never: nooit
  • Ever: ooit/ wel eens

Slide 4 - Tekstslide

When do you use it?
Je gebruikt de present perfect om aan te geven dat iets in het verleden begonnen is en nu nog bezig is:
1. He has lived here for six years. (Hij woont hier al zes jaar, dus nu nog steeds.)
2. He has played with this band since 1990. (Hij speelt bij deze band sinds 1990, nu nog steeds.)

Slide 5 - Tekstslide

Ook gebruik je de present perfect  
om aan te geven dat iets in het verleden begonnen is en nu nog invloed heeft of waarvan het resultaat nog merkbaar of zichtbaar is:
1. She has passed her driving test. (Zij heeft in het verleden haar rijexamen gehaald, en mag dus steeds rijden.)
2. It has rained. The streets are still wet. (Het regent nu niet meer, maar het gevolg is nog steeds te zien: de straten zijn nog nat.)
 Dus… De present perfect zegt iets over: 
 1) het verleden én 
2) het nu.


Slide 6 - Tekstslide

Vorm bevestigende zinnen                            (regelmatige werkwoorden)

Regelmatige werkwoorden:
Has/have + voltooid deelwoord. 
Regelmatige werkwoorden krijgen –ed erachter: It has rained a lot. 
Wanneer het werkwoord al op een –e eindigt voeg je alleen een –d toe: I have always hated that man! 
Wanner het werkwoord eindigt op een medeklinker + y krijg je ‘ied’ erachter: Toronto Police have identified the man responsible for the murder.


Have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje).
He/she/it = has
I/ you/we/they = have

Slide 7 - Tekstslide

Vorm bevestigende zinnen (onregelmatige werkwoorden)
Onregelmatige werkwoorden:
Have/has + voltooid deelwoord, 3e rijtje

I have never seen her before in my life. 
To see= see – saw- seen
The manager has just left the building. 
To leave= to leave – left – left


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1
1. I _____ never _____ in England. (live)
2. Kim can’t pay for our snacks, she _____ her purse. (lose)
3. Steve _____ at this hotel for two years now. (work)
4. You can’t sit down, they _____ the bench. (paint)
5. Carol _____ already _____ her homework. (do)
6. I _____ late three times this semester. (be)
7. My dad _____ me to school all week. (drive)
8. _____ you ever _____ that film? (see)

timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Key
1. I have never lived in England. (live)
2. Kim can’t pay for our snacks, she has lost her purse. (lose)
3. Steve has worked at this hotel for two years now. (work)
4. You can’t sit down, they have painted the bench. (paint)
5. Carol has already done her homework. (do)
6. I have been late three times this semester. (be)
7. My dad has driven me to school all week. (drive)
8. Have you ever seen that film? (see)

Slide 10 - Tekstslide

Vragende zinnen
 Have/has + subject + voltooid deelwoord (3e rijtje).
Have  I walked?
Have you walked? 
Has he/she/it walked?
Have we walked?
Have they walked?

Slide 11 - Tekstslide

Ontkennende zinnen
subject + have/has + not + voltooid deelwoord (3e rijtje).
I haven’t walked
You haven’t walked
He/she/it hasn’t walked
We haven’t walked
They haven’t walked

Slide 12 - Tekstslide

EVER/NEVER
Je gebruikt de present perfect ook wanneer je het hebt over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe. 
Je gebruikt dan ook vaak ever en never:
Examples: I have never traveled by train before.
Have you ever seen something like this?
She has never flown.
Has he ever been to England?

Slide 13 - Tekstslide

Worksheet 
Ga naar ELO English grammar  
Make the assignments in the worksheet 
We will check them in twenty-five minutes
Grammar jaar één boekje week voor plusweek leren

timer
25:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2
1. (you/eat lunch yet)?  Have you eaten lunch yet?
2. (he/read the newspaper today)?  _________________
3. (you/not/study French for ten years)  _________________
4. (they/be in London for six months)  _________________
5. (where/you/be)?  _________________
6. (we/not/go to Paris)  _________________
7. (she/not/see The Lord of the Rings)  _________________
8. (he/not/meet my mother)  _________________
9. (they/not/visit St. Paul’s Cathedral yet)  _________________  

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide