NT2 wederkerig wederkerend

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Na deze les weet je wat
> een wederkerend voornaamwoord
> een wederkerig voornaamwoord 
is.

Slide 2 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev. 
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv. 
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich) 
derde persoon
zich
zij schamen zich

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

Er zijn drie wederkerige voornaamwoorden: 
elkaar, mekaar en elkander

Slide 7 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar, elkander en mekaar.
Het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meer personen.
voorbeeld
De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.
elkander is oud-Nederlands woord met dezelfde betekenis als elkaar

Slide 8 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar 
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's 
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden. 

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is een voorbeeld van een wederkerend werkwoord?
A
schamen
B
elkaar
C
uitsloven
D
voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Wederkerend voornaamwoord

Vergist hij zich nu niet ?
A
Vergis
B
hij
C
zich
D
niet

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ik was me.
A
Ik
B
was
C
me
D
jouw

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een wederkerig voornaamwoord?
A
elkaar
B
zich
C
me
D
jouw

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Hij verbrandt zich.
A
Hij
B
verbrandt
C
zich
D
Het

Slide 16 - Quizvraag

Elkaar is altijd een wederkerend voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag