Een zenuwcel heeft een
cellichaam met een
celkern die als een soort controlecentrum werkt.
Vanuit het cellichaam komen lange draadachtige uitlopers genaamd dendrieten, die signalen van andere cellen ontvangen.
Het axon is een lange draad die signalen doorgeeft aan andere zenuwcellen.
Soms heeft het axon een myelineschede, een soort beschermende laag, die helpt bij het sneller doorgeven van signalen.
Op sommige plaatsen kan het axon ook insnoeringen hebben, die de snelheid van de signaaloverdracht verhogen. Zo werkt een zenuwcel als een boodschapper die informatie door je lichaam stuurt.