§5.3 Klimaat en landschap in het Pleistoceen (1)

§ 5.3 Klimaat en landschap in het Pleistoceen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

§ 5.3 Klimaat en landschap in het Pleistoceen

Slide 1 - Tekstslide

In welk deel van een rivier worden kleine stenen en grind afgezet.
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Uitloop

Slide 2 - Quizvraag

Welk soort sediment is rivierklei?
A
fluviatiel
B
marien
C
glaciaal
D
eolisch

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg § 3 (1)
Het landschap van Nederland is voor het grootste deel in het Pleistoceen gevormd. Toen waren er grote periodes met extreme kou (ijstijden of glacialen) De warme periodes tussen de ijstijden noemen we interglacialen. Die ijstijden ontstonden door de veranderingen in de stand van de aardas en de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Zie volgende slide.
Tijdens de ijstijden ontstaan door hevige sneeuwval in Noord-Europa grote gletsjers die aan elkaar groeien tot een grote landijskap die grote delen van (Noord-)Europa bedekte. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Vervolg uitleg §3
In de voorlaatste ijstijd (238.000 tot 100.000 jaar geleden) bereikte het ijs vanuit het noorden ons land. Het kwam grofweg tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Dat is nu nog in het landschap terug te zien. 
Voor de ijstijd liepen de grote rivieren gewoon van het zuiden naar het noorden. Ze zetten dikke lagen grind, grof zand en klei af. 
Het landijs drukte die sedimentlagen op tot stuwwallen (zie volgende slide). Ook vormde het landijs diepe dalen (glaciale bekkens). En de rivieren werden na de ijstijd door die stuwwallen een andere richting (naar het westen) omgeleid.
Het landijs nam ook verweringsmateriaal uit Scandinavië mee. Het meeste werd door het gewicht van het ijs vermalen en vermengd met zand en klei tot een laag keileem

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vervolg uitleg §3
Toen het ijs zich terugtrok bleef Nederland als een dorre, kale vlakte achter. In de laatste ijstijd (het Weichselien) was Nederland niet bedekt met ijs, maar wel een poolwoestijn. De sterke noordenwind blies zand van de drooggevallen Noordzee over Nederland (dekzand). Het was grof zand dat niet hoog op de wind werd meegevoerd en dus vooral op de lage, vlakke delen terecht kwam. 
Het fijne zand (löss) werd wel verder meegevoerd en kwam pas in de Limburgse heuvels neer.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Huiswerk
Voor de volgende keer heb je deze LessonUp helemaal afgerond.
Je maakt van §3 de vragen 1 en 3. De kaarten die je nodig hebt voeg ik als bijlage in Magister toe.
De uitwerkingen upload je naar Opdrachten.

Slide 10 - Tekstslide