H5 6.4 orgaantransplantatie

Orgaan-
transplantatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Orgaan-
transplantatie

Slide 1 - Tekstslide

Orgaantransplantatie
Verplaatsen van een orgaan van de ene mens naar de andere.

Je hebt je organen nodig om te leven!

Donor: meestal iemand die net is doodgegaan
Ontvanger: iemand die ziek is en een orgaan nodig heeft


Slide 2 - Tekstslide

Welke organen kun je doneren
bij leven?

Slide 3 - Woordweb

Waarop moet je letten bij orgaantransplantatie?
A
Dat de antigenen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken
B
Dat de antistoffen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken
C
Dat de antigenen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk van elkaar verschillen
D
Dat de antistoffen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk van elkaar verschillen

Slide 4 - Quizvraag

Afstotingsreactie
Afweersysteem van ontvanger valt cellen getransplanteerd orgaan aan

Met T-lymfocyten

Met B-lymfocyten
ACUTE AFSTOTING

Slide 5 - Tekstslide

Van wie kun je het best een orgaan ontvangen? Zet ze op de goede volgorde.
1=beste kans op geslaagde transplantatie
1-eiige
2-lingzus
Oma
Moeder
Nicht
Vriendin
Zus

Slide 6 - Sleepvraag

Wat doen de T-lymfocyten met de cellen van het vreemde orgaan?
A
Ze maken de cellen dood
B
Ze vreten de cellen op
C
Ze produceren antistoffen die de cellen aanvallen

Slide 7 - Quizvraag

Wat doen de B-lymfocyten met de cellen van het vreemde orgaan?
A
Ze maken de cellen dood
B
Ze vreten de cellen op
C
Ze produceren antistoffen die de cellen aanvallen

Slide 8 - Quizvraag

Human Leukocyte Antigen
HLA
(Major Histocompatability Complex)

Set antigenen die een probleem vormen bij transplantatie
Op alle cellen behalve rode bloedcellen

Genen voor deze antigenen allemaal op chromosoom 6

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de kans dat een gewone broer of zus dezelfde HLA typering heeft als jij?
A
1
B
1/2
C
1/4
D
0

Slide 12 - Quizvraag

Hoe komt transplantatie tot stand?

Slide 13 - Tekstslide

Ontvanger

Lijst met mensen die 
een orgaan nodig hebben

Wie krijgt het orgaan als er 1 ter beschikking komt?

Slide 14 - Tekstslide

Wat bepaalt wie het orgaan krijgt?
A
overeenkomst in HLA-type tussen donor en ontvanger
B
reistijd tussen de ziekenhuizen donor en ontvanger
C
tijd ontvanger op de transplantatielijst
D
gewoontes van de ontvanger zoals roken

Slide 15 - Quizvraag

Donor

Iemand die net overleden is in het ziekenhuis

Je kan niet meer vragen of ze donor willen zijn!!

Slide 16 - Tekstslide

Donorregistratie

Slide 17 - Tekstslide

Donorregistratie

https://www.donorregister.nl/

Inloggen met DigID

NIET KIEZEN = JA IK WIL DONOR WORDEN

Slide 18 - Tekstslide

Welke keuze zou je nu maken?
Anoniem
Ja
Nee
Partner/Familiebeslist
Specifieke persoon beslist

Slide 19 - Poll

Mag iemand die NEE zegt zelf wel een orgaan ontvangen?
ja
nee

Slide 20 - Poll

Mag iemand die rookt donorlongen krijgen?
ja
nee

Slide 21 - Poll

Mag er een orgaan van iemand met HIV getransplanteerd worden?
ja
nee

Slide 22 - Poll

Donorregistratie

Je mag zo vaak kiezen als je wilt

Bedenk wat je wilt
Praat erover met de mensen om wie je geeft

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Vragen?

Slide 25 - Woordweb