H3.2 Metalen en zouten

H3.2 Metalen en zouten
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3.2 Metalen en zouten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
• Je kunt drie typen roosters (metaal-, ion- en molecuulrooster) herkennen en de eigenschappen van elk type uitleggen aan de hand van tekeningen.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen een metaalbinding en een ionbinding.
• Je kunt uitleggen wat een legering is en waarom die in eigenschappen verschilt van het oorspronkelijke metaal.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
• Je kunt uitleggen hoe een zout ontstaat.

Slide 3 - Tekstslide

Planning

Slide 4 - Tekstslide

Metaal
Zout
Moleculaire
stof
Stoffen kun je indelen in 3 groepen. Sleep naar de juiste groep.
CH₄
Fe
FeCl₃
P₂O₅
Al
CaS
NH₃
CaC₃

Slide 5 - Sleepvraag

Verwacht je dat cafeïne,
zie plaatje, stroom zal geleiden?
A
Ja, want het is een zout
B
Nee, want het is een moleculaire stof
C
Ja, alleen als het vloeibaar is
D
Nee, want het is een metaal

Slide 6 - Quizvraag

Metalen
  • In een metaal zitten positief geladen metaal kernen in een regelmatig patroon: Het metaalrooster.
  • Elektronen kunnen zich vrij in dit rooster bewegen. Dit zijn de vrije elektronen die zorgen voor elektrische geleiding (s).
  • De kracht die de elektronen en kernen bij elkaar houden is de metaalbinding. Deze is erg sterk (hoog smeltpunt)



Slide 7 - Tekstslide

De metaalbinding

Slide 8 - Tekstslide

Zouten

Wat is een zout?

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een zout?
Een zout is een chemische verbinding opgebouwd uit ionen: Geladen deeltjes.

Een zout bestaat uit positieve metaalionen en negatieve niet-metaal ionen.

Slide 10 - Tekstslide

Zoutrooster / ionrooster

Slide 11 - Tekstslide

Zoutrooster/ionrooster
Een zoutrooster is oneindig


Er is geen begin of eind

Slide 12 - Tekstslide

(Zout)Ionrooster
  • Hierdoor is de chemische formule van een zout een verhoudingsformule
  • Deze geeft de verhouding aan tussen de positieve en negatieve ionen in het rooster.
  • De ionen worden bij elkaar gehouden door de ionbinding of zoutbinding. Sterke binding-> smelten en koken bij hoge temperaturen.


Slide 13 - Tekstslide

Geleidend vermogen
  • Om elektriciteit te kunnen geleiden moet de ionen kunnen bewegen (in een zout zijn namelijk geen vrije elektronen aanwezig, ze zitten vast in hun ionrooster).
  • Een zout kan alleen in de vloeibare fase elektriciteit geleiden. De ionen kunnen dan vrij bewegen.


Slide 14 - Tekstslide


Buigbaar?

Slide 15 - Tekstslide

Metaal Wel of niet buigbaar?
Het patroon van het rooster verandert niet wanneer een metaal gebogen wordt. Daarom is een metaal buigbaar.

Metaal harder maken door atomen toe te voegen die kleiner of groter zijn --> niet meer verschuiven 

Slide 16 - Tekstslide

Zout Wel of niet buigbaar?
Het patroon van het rooster verandert wel wanneer een zout gebogen wordt. Daarom is een zout niet buigbaar.

+ ionen naast +ionen
- ionen naast - ionen
= Afstoting -> zout breekt

Slide 17 - Tekstslide

Legering
  • Twee verschillende metalen kunnen worden gemengd met elkaar. Er kan dan een legering of alliage ontstaan. Een legering heeft andere eigenschappen dan de afzonderlijke metalen. Voorbeelden zijn: brons, messing, staal, enz.

Slide 18 - Tekstslide

Vorming van ionen

Slide 19 - Tekstslide

Vorming van ionen





Volgens de octetregel wil elk atoom 8 elektronen in de buitenste schil hebben. Natrium staat dus 1 elektron af en wordt Na+. Chloride neemt er 1 elektron op en Cl-. Hierdoor ontstaat een sterke ionbinding.


Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Zorg ervoor dat je de B en C opdrachten uit par. 3.1 af hebt.
Lees paragraaf 3.2 en maak de B en C vragen.
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 21 - Tekstslide

H3: Stoffen en reacties
Par. 3.1: Een indeling van stoffen
Par. 3.2: Metalen en zouten

Slide 22 - Tekstslide

Planning
 - Herhaling par. 3.1 en 3.2 
- Nakijken/ bespreken huiswerkvragen: 11, 12, 13, 15, 16, 17, 19.
- Aan de slag met vragen 20, 22, 23.
- Afsluiting par. 3.1 en 3.2

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen voor deze les
- Op  micro en macro niveau kunnen aangeven of een stof stroom kan geleiden, in welke fase en om welke stof het gaat.
- Uitleggen wat een metaalrooster en ionrooster is.
- Uitleggen welke deeltjes voor de geleiding zorgen in een metaal en een zout.

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen voor deze les
- Toelichten wat een metaalbinding en een ionbinding is.
- Uitleggen wat een legering is en waarom deze verschilt in eigenschappen dan die van het uitzonderlijke metaal.
- Uitleggen hoe een zout ontstaat

Slide 25 - Tekstslide

Herhaling!

Slide 26 - Tekstslide

In welke 3 groepen kun je stoffen indelen op basis van hun elektrisch geleidingsvermogen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen

Slide 27 - Quizvraag

Een moleculaire stof bestaat uit:
A
Metaalatomen
B
Niet-metaalatomen
C
Metaalatomen en niet-metaalatomen
D
Edelgassen

Slide 28 - Quizvraag

Kan de stof hiernaast elektriciteit geleiden?
A
Ja, altijd
B
Niet altijd, alleen in vloeibare fase
C
Nooit

Slide 29 - Quizvraag

Metalen geleiden
A
in vloeibare fase
B
in vaste fase
C
in vloeibare en vaste fase
D
niet

Slide 30 - Quizvraag

Een metaal heeft een hoog / laag smeltpunt omdat...
A
hoog smeltpunt, want de elektronen houden de kernen bij elkaar
B
laag smeltpunt, want de kernen stoten de elektronen af
C
hoog smeltpunt, want de ionen trekken elkaar sterk aan
D
laag smeltpunt, want de ionen stoten elkaar af

Slide 31 - Quizvraag

Wat is géén eigenschap van een metaalrooster?
A
bevat positieve atoomresten
B
bevat vaste elektronen
C
wordt bijeengehouden door de metaalbinding
D
bevat elektronen die vrij kunnen bewegen

Slide 32 - Quizvraag

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven
dan het natriumion?
A
Het chloride ion is belangrijker.
B
Het chloride ion lost het eerste op.
C
Ze zijn even groot, verschil is zo duidelijker.
D
Het chloride ion heeft meer elektronen.

Slide 33 - Quizvraag

Het metaalrooster is.. ...
A
B
A
afbeelding A
B
afbeelding B
C
Geen van beide

Slide 34 - Quizvraag

Zouten zijn opgebouwd uit;
A
een metaal en een niet metaal
B
2 metalen
C
2 moleculaire stoffen
D
een moleculaire stof en een niet metaal

Slide 35 - Quizvraag

Leg uit wat
hier gebeurt:

Slide 36 - Open vraag

Op de afbeelding zie je:
A
Een zout waarbij de deeltjes mee bewegen als je het schuift
B
Een metaal waarbij de deeltjes niet mee bewegen en dat breekt
C
Een metaal waarbij de deeltjes mee bewegen, de metaal is buigbaar

Slide 37 - Quizvraag

Legering?
A
B
C
D

Slide 38 - Quizvraag

Huiswerk
Kijk het huiswerk na, omcirkel welke vragen je nog lastig vindt.
Bespreek de vragen die je nog hebt met de docent.
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag
Ga verder met de vragen: 20, 22, 23.
Ben je hiermee klaar? Kijk dit na.
Ben je klaar met nakijken? Ga aan de slag met het doornemen van par. 3.3. Maak eventueel de B vragen.

Slide 40 - Tekstslide