Het Duitse alfabet heeft meer letters: de letters met een trema (puntjes) erop. In het Duits noem je dat een Umlaut. De Umlaut krijg je alleen op de lettersa,o en u!
Tipp: Alleen de klinkers uit het woord AUtO kunnen een Umlaut krijgen!
Slide 6 - Tekstslide
Klanken
Even een compact overzicht van de uitspraak van alle klinkers, met en zonder Umlaut tot nu toe!
Slide 7 - Tekstslide
De ringel - S
De ß (spreek uit: ringel S) is een letter in het Duitse alfabet.
Je spreekt het uit als een S.
In het Duits: Eszett.
Mache: Maak de ringel-s 5x foutloos in jouw schrift.
timer
2:00
Slide 8 - Tekstslide
op papier
op de computer
Hoe maak je de ringel-s?
Slide 9 - Tekstslide
Op welke klinkers kan een Umlaut komen?
Slide 10 - Open vraag
Spreek je uit als eh/ee
Spreek je uit als eu
spreek je uit als uu
spreek je uit als oi
spreek je uit als oe
spreek je uit als ie
Slide 11 - Sleepvraag
Hoe noemen de Nederlanders deze letter? "ß"
A
Ringel-s
B
Umlaut
C
Estset
D
Bee
Slide 12 - Quizvraag
Wie spricht man das Ä aus?
A
è
B
a-umlaut
C
eu
D
uu
Slide 13 - Quizvraag
Das deutsche Alphabet!
Sprecht das Alphabet in der Klasse nach.
Slide 14 - Tekstslide
In het Duits spel je de meeste letters net zoals in het Nederlands, behalve deze:
c-tsee
g-gay
j-jot
q-koe
u-oe
v-vau
y-upsilon
z-tset
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Wie spricht man das Y aus?
A
è
B
eu
C
gee
D
upsilon
Slide 18 - Quizvraag
C spricht man aus wie:
A
tset
B
upsilon
C
tsee
D
jot
Slide 19 - Quizvraag
Sprechübung!
Arbeitet zu zweit.
Buchstabiere die Namen von zwei Mitschülern.
Der eine buchstabiert, der andere notiert die Namen. Wechselt danach die Rollen.
timer
2:00
Slide 20 - Tekstslide
haben en sein
Slide 21 - Tekstslide
haben sein
ich habe bin
du hast bist
er/sie/es hat ist
wir haben sind
ihr habt seid
Sie/sie haben sind
Slide 22 - Tekstslide
Schrijf in het Duits de persoonlijke voornaamwoorden op.
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Video
Slide 25 - Video
het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 26 - Sleepvraag
Er ................. (haben) Hunger.
A
haben
B
hast
C
habe
D
hat
Slide 27 - Quizvraag
Entschuldigung, ..............................(haben) Sie mal einen Moment?
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat
Slide 28 - Quizvraag
(Haben) ...................... du deine Hausaufgaben schon fertig?
A
Habt
B
Habe
C
Hast
D
Haben
Slide 29 - Quizvraag
Ich ..................... (haben) ein Computerspiel.
A
hast
B
habe
C
haben
D
habt
Slide 30 - Quizvraag
Wie spät ....................(haben) die Party angefangen?