Evaluation (evalueer je voortgang van vorige week)
(kies uit: 1. Veel struikelblokken, 2. een plantje dat nog moet groeien of 3. Een AHA-belevenis, d.w.z. je kende het al goed, misschien zelfs beter dan je had gedacht!)
Slide 4 - Tekstslide
Leer hier de woordjes van elk hoofdstuk.
Verander hier de paragraaf.
Hier vind je extra hulp en opgaven op de punten die je lastig vindt.
Bijvoorbeeld: als je in de opgaven de werkwoorden op s-klank niet goed vervoegd hebt, kun je alleen met die type werkwoorden oefenen.
Slide 5 - Tekstslide
Umlaut
1) Wat is een Umlaut?
2) Hoe spreken we een Umlaut uit?
Slide 6 - Tekstslide
Umlaut
Het Nederlandse alfabet heeft 26 letters;
Het Duitse alfabet heeft meer letters: de letters met een trema (puntjes) erop. In het Duits noem je dat een Umlaut. De Umlaut krijg je alleen op de lettersa,o en u!
Tipp: Alleen de klinkers uit het woord AUtO kunnen een Umlaut krijgen!
Slide 7 - Tekstslide
Klanken
Even een compact overzicht van de uitspraak van alle klinkers, met en zonder Umlaut tot nu toe!
Slide 8 - Tekstslide
De ringel - S
De ß (spreek uit: ringel S) is een letter in het Duitse alfabet.
Je spreekt het uit als een S.
In het Duits: Eszett.
Mache: Maak de ringel-s 5x foutloos in jouw schrift.
timer
2:00
Slide 9 - Tekstslide
op papier
op de computer
Hoe maak je de ringel-s?
Slide 10 - Tekstslide
Op welke klinkers kan een Umlaut komen?
Slide 11 - Open vraag
Spreek je uit als eh/ee
Spreek je uit als eu
spreek je uit als uu
spreek je uit als oi
spreek je uit als oe
spreek je uit als ie
Slide 12 - Sleepvraag
Hoe noemen de Nederlanders deze letter? "ß"
A
Ringel-s
B
Umlaut
C
Estset
D
Bee
Slide 13 - Quizvraag
Wie spricht man das Ä aus?
A
è
B
a-umlaut
C
eu
D
uu
Slide 14 - Quizvraag
Das deutsche Alphabet!
Sprecht das Alphabet in der Klasse nach.
Slide 15 - Tekstslide
In het Duits spel je de meeste letters net zoals in het Nederlands, behalve deze:
c-tsee
g-gaii
j-jot
q-koe
u-oe
v-vau
y-upsilon
z-tset
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
Wie spricht man das Y aus?
A
è
B
eu
C
gee
D
upsilon
Slide 19 - Quizvraag
C spricht man aus wie:
A
tset
B
upsilon
C
tsee
D
jot
Slide 20 - Quizvraag
Sprechübung!
Arbeitet zu zweit.
Buchstabiere die Namen von zwei Mitschülern.
Der eine buchstabiert, der andere notiert die Namen. Wechselt danach die Rollen.
timer
2:00
Slide 21 - Tekstslide
An die Arbeit!
Was? Kapitel 1 Lektion 2 Aufgaben 6A, 7
Wie? Individuell
Wie lange? 15 Minuten
Fertig? Lektion 1 Kapitel 1 Aufgabe 8
timer
15:00
Neue Wörter!
Buchstabe = letter
Großbuchstabe = hoofdletter
Slide 22 - Tekstslide
Hausaufgaben
Lerne die Wörter von letzter Woche + die Wörter von heute
Slide 23 - Tekstslide
Leren Leren: woorden (MVT)
Slide 24 - Tekstslide
Een test...
Je krijgt van je docent een overzicht met woordjes.
Je krijgt 4 minuten tijd om ze te leren. Hulpmiddelen zijn niet toegestaan. Leer ze van het blad.
timer
4:00
Slide 25 - Tekstslide
Tijd voor een overhoring
Hoeveel vertalingen heb jij goed?
Slide 26 - Tekstslide
Nog een test...
Je krijgt weer 4 minuten.
Splits de lijst in twee delen: woorden die je al kent en woorden die je nog niet (goed) kent. Noteer ook de vertaling erbij.
timer
4:00
Slide 27 - Tekstslide
Tijd voor een tweede overhoring
Hoeveel vertalingen heb jij goed?
Slide 28 - Tekstslide
De laatste test
Je krijgt weer 4 minuten.
Schrijf in de eerste 3 minuten de woorden over die je nog niet (goed) kent.
Gebruik de laatste minuut voor de woorden die je al kent.
timer
4:00
Slide 29 - Tekstslide
De laatste overhoring
Hoeveel vertalingen heb jij goed?
Slide 30 - Tekstslide
Wist je dat...
1x schrijven hetzelfe effect heeft als 7x lezen?
herhaling ervoor zorgt, dat je kennis langdurig blijft hangen?
Je meer onthoudt van 4x 15 minuten leren dan van 1x een uur?
Slide 31 - Tekstslide
Wist je dat...
jouw hersens 4 minuten nodig hebben om zich weer te kunnen focussen nadat je een bericht (WhatsApp, Instagram, Snapchat, iMessage, e-mail etc.) hebt gelezen?
Slide 32 - Tekstslide
Tips
Van anderstalige muziek raken je hersens in de war!
Thuis is niet altijd de beste werkplek.
Slide 33 - Tekstslide
Nog meer manieren
Maak een oefentoets met antwoordblad voor jezelf. Beantwoord de vragen niet vandaag, maar morgen. Kijk na.
Maak flashcards. Leg ze op de hoek van je bureau en neem ze regelmatig door.
Maak een mindmap. Categoriseer woorden of voeg afbeeldingen toe.