Hierin wordt vastgelegd welke medicijnen verboden zijn om uit te schrijven i.v.m. verslavende werking
B
Hierin is vastgelegd hoe voorschrijven en afleveren van verslavende geneesmiddelen is geregeld in de
C
Hierin is vastgelegd dat alleen professionals in de zorg medicijnen mogen voorschrijven
D
Hierin is vastgelegd welke drugssoorten er legaal en welke illegaal zijn in NL
Slide 6 - Quizvraag
Een zak Doritos stelen in de supermarkt
A
Wegenverkeerswet
B
Wetboek van strafrecht
C
Opiumwet
Slide 7 - Quizvraag
Heling is strafbaar volgens:
A
Het wetboek van strafrecht
B
De opiumwet
C
De wegenverkeerswet
Slide 8 - Quizvraag
Delicten staan omschreven in wetboeken/wetten. Zonder helm op een bromfiets rijden staat omschreven in....
A
Het Wetboek van Strafrecht
B
De Wet wapens en munitie
C
Opiumwet
D
De Wegenverkeerswet
Slide 9 - Quizvraag
In welk wetboek staan de delicten 'joyriding' en 'rijden onder invloed' omschreven?
A
Wetboek van Strafrecht
B
Opiumwet
C
Wegenverkeerswet
D
Wet wapens & munitie
Slide 10 - Quizvraag
Straffen voor drugsdealen staat in de
A
Wegenverkeerswet
B
Wetboek van strafrecht
C
Opiumwet
Slide 11 - Quizvraag
Rechtsregels komen niet alleen voort vanuit de wet. Ze kunnen ook ontstaan uit rechtsbronnen.
A
namelijk uit jurisprudentie en internationale wetgeving
B
namelijk bedacht door de koning
C
namelijk uit jurisprudentie
D
namelijk uit internationale wetgeving
Slide 12 - Quizvraag
De Nederlandse wet is opgesteld door
A
het parlement
B
de rechters
C
de koning
Slide 13 - Quizvraag
jurisprudentie is
A
Europese Richtlijn
B
Internationaal Verdrag
C
autonomie
D
verzameling van rechterlijke uitspraken
Slide 14 - Quizvraag
De overheid en burgers in Nederland dienen zich te houden aan rechtsregels van de Europese Unie en internationale verdragen
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
wat zijn rechtsregels?
A
ongeschreven regels
B
geschreven regels
Slide 16 - Quizvraag
We kennen rechtsregels en andere regels. In welk van de volgende gevallen is er sprake van een rechtsregel?
A
Wie te laat op school komt, moet een briefje bij de onderwijsadministratie halen.
B
Coppens B.V. heeft telefoonregels voor haar medewerkers opgesteld.
C
Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met een gevangenisstraf of een geldboete.
D
Denise mag van haar ouders op zaterdagavond niet later dan 0:30 uur thuiskomen.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is geen rechtsregel?
A
Je mag niet door rood rijden
B
Je moet je houden aan de maximum snelheid
C
Je moet op de afgesproken tijd thuis zijn
D
Je mag niet stelen
Slide 18 - Quizvraag
Wat is beste definitie van een rechtsregel?
A
Een regel die voor iedereen geldt en kan worden afgedwongen
B
Een regel die kan worden afgedwongen
C
Een regel die door de overheid is vastgesteld
D
Een regel van de overheid die voor iedereen geldt en kan worden afgedwongen
Slide 19 - Quizvraag
Rechtsregels worden opgesteld door de overheid
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
criminaliteit is een relatief begrip
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
godslastering, homoseksualiteit, prostitutie, abortus en euthanasie
A
gelegaliseerd
B
als verbod opgenomen in de wet
Slide 22 - Quizvraag
Wat is godslastering?
A
Een taak in de tempel
B
Het bespotten van God
C
De naam voor de preek van de hogepriesters
D
Het vereren van God
Slide 23 - Quizvraag
Als verbod opgenomen in de wet: lijfstraffen, verkoop van alcohol aan minderjarigen, illegaal downloaden.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Is criminaliteit een maatschappelijk probleem
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quizvraag
Een voorbeeld van een niet-materieel gevolg van criminaliteit is:
A
Je fiets is gestolen
B
Je mobiel is gestolen
C
Je opa doet na 18:00 de voordeur niet meer open
D
Er is met een sleutel op je scooter gekrast
Slide 26 - Quizvraag
Niet-materieel gevolg
Materieel gevolg
Gestolen fiets
Onveilig gevoel
Auto is vernield
Nacht-
merries
Slide 27 - Sleepvraag
verlies aan vertrouwen in politiek en overheid
A
Materieel gevolg
B
niet materieel gevolg
Slide 28 - Quizvraag
Wat is NIET waar over veelvoorkomende criminaliteit?
A
Het gaat om strafbare feiten die massaal voorkomen
B
Het gaat om strafbare feiten die veel schade veroorzaken
C
Het gaat om strafbare feiten die relatief zwaar bestraft worden
D
Het gaat om strafbare feiten die onveiligheid veroorzaken
Slide 29 - Quizvraag
Welke uitspraak is waar?
A
De geregistreerde criminaliteit is hoger dan de werkelijke criminaliteit
B
De geregistreerde criminaliteit is gelijk aan de werkelijke criminaliteit
C
De geregistreerde criminaliteit is lager dan de werkelijke criminaliteit
Slide 30 - Quizvraag
Er kan een emotionele drempel bestaan voor het beantwoorden van vragenlijsten
A
is een nadeel van politiestatistieken
B
is een nadeel van slachtofferonderzoek
Slide 31 - Quizvraag
Geef het juiste antwoord
A
Daderonderzoek
B
Geregistreerde criminaliteit
C
Politiestatstiek
D
Slachtofferonderzoek
Slide 32 - Quizvraag
Als je onderzoek doet naar hoeveel mensen door rood fietsen, welk onderzoek kun je dan het best gebruiken?
A
politiestatistieken
B
slachtofferonderzoek
C
daderonderzoek
Slide 33 - Quizvraag
6. Lees tekst 4 Om een beeld te krijgen van de omvang van de criminaliteit in Nederland wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten onderzoeken en statistieken. Op welk onderzoek of op welke statistiek zullen de cijfers uit tekst 4 gebaseerd zijn?
A
daderonderzoek
B
politiestatistieken
C
slachtofferonderzoek
D
vervolgingsstatistieken
Slide 34 - Quizvraag
Welke methode is gebaseerd op een tweejaarlijks onderzoek van de overheid?
A
Politiestatistieken
B
Slachtofferonderzoek
C
Daderonderzoek
D
Veiligheidsmonitor
Slide 35 - Quizvraag
Cijfers over ter kennis van de politie gekomen strafbare feiten:
A
politiestatistieken
B
slachtofferonderzoek
C
daderonderzoek
D
Politiemonitor bevolking
Slide 36 - Quizvraag
volgens sommige is er het gevaar van de media dat mensen crimineel gedrag gaan kopiëren
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quizvraag
door de media kan het stereotype beeld ontstaan dat criminaliteit alleen voorkomt onder jongeren en gebonden is aan etniciteit.
A
waar
B
niet waar
Slide 38 - Quizvraag
geweld en andere opvallende vormen van criminaliteit zijn relatief oververtegenwoordigd.
A
waar
B
niet waar
Slide 39 - Quizvraag
De beeldvorming over de aard, omvang en de ontwikkeling van de criminaliteit klopt met de daadwerkelijk voorkomende criminaliteit.