...

...
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is accijns een directe of indirecte belasting?
A
Direct
B
allebei
C
Indirect
D
geen van beide

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Wat is HET verschil tussen directe en indirecte belastingen?
A
directe heeft betrekking op consumptie, indirecte op inkomen
B
directe zijn inkomsten voor de sociale zekerheidsinstellingen, indirecte voor de overheid
C
directe zijn inkomsten voor de overheid, indirecte voor de sociale zekerheidsinstellingen
D
directe heeft betrekking op inkomen, indirecte op consumptie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Btw is een directe of indirecte belasting?
A
Direct
B
Indirecte

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

zijn kostprijsverhogende belastingen een voorbeeld van directe of indirecte belastingen?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de omzetbelasting een directe of indirecte belasting?
A
direct
B
indirect

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cirkeldiagram is altijd
A
360%
B
100%
C
in gelijke stukken verdeeld
D
vierkant

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WAT IS EEN BUDGET?
A
geld wat je te besteden hebt
B
dat zijn onkosten
C
dat is een begroting
D
geld voor oliebollen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is budgetteren?
A
inkomsten en uitgaven naast elkaar zetten
B
spaargeld berekenen
C
kosten en uitgaven naast elkaar zetten
D
inkomsten en uitgaven bij elkaar optellen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het verschuiven langs de budgetlijn:
A
Verandert het budget
B
Verandert de prijs van een van de producten
C
verandert de combinatie van producten bij gelijkblijvende prijzen en budget.
D
Alledrie de antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Budgetlijn kan naar rechts verschuiven als:
A
Het budget van de consument daalt.
B
Er meer geproduceerd wordt
C
De consument meer chips koopt
D
De consument de loterij wint.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het verschuiven langs de budgetlijn:
A
Verandert het budget
B
Verandert de prijs van een van de producten
C
verandert de combinatie van producten bij gelijkblijvende prijzen en budget.
D
Alledrie de antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurd er met de budgetlijn als je inkomen stijgt?
A
Deze verschuift naar rechts
B
Deze verschuift naar links

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x 12
D
eerst x52, daarna :12

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort uitgave is "huur"?
A
Vaste lasten
B
Reserveringen
C
Huishoudelijke uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

soorten uitgaven:
vakantie is?
A
vaste lasten
B
huishoudelijke uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

soorten uitgaven:
kleding is?
A
vaste lasten
B
huishoudelijke uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort uitgaven is een nieuwe fiets?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort uitgaven is een telefoonabonnement?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rijksbegroting?
A
Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijk
B
Het grote romeinse rijk
C
Toelichting op de inkomsten en uitgaven
D
Inkomsten en uitgaven van Dhr.Lyahyaoui

Slide 20 - Quizvraag

Rijksbegroting
Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk voor het komende jaar.
Wat voor soort uitgaven is een bioscoopkaartje?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Budgetlijn verschuift naar links als:
A
Het budget van de consument daalt.
B
Er meer geproduceerd wordt.
C
De consument meer van een product koopt
D
De consument de loterij wint.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een budgetlijn?
A
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een activiteit
B
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een bedrijf
C
Lijn die mogelijkheden aangeeft van de overheid
D
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een te besteden bedrag

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een verandering van het budget verandert de helling van de budgetlijn.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies