1.2 De NL industrie

De Nederlandse industrie 
Paragraaf 1.2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Nederlandse industrie 
Paragraaf 1.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les: 

  • lesdoelen bespreken
  • les inhoud (2x filmpje, open vragen) 
  • lesdoelen nabespreken
  • Werken aan de weektaak

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen: 
  • § 2    De Nederlandse industrie  
  •                                                         
  • Basisbegrippen:   Grondstoffen, Vestigingsplaatsfactoren, massagoederen, stukgoederen, arbeidsmarkt, afzetmarkt, agglomeratie effect, Industriële inertie, Multinationals
  •   
  •                                             
  • R:       Je kunt het verschil tussen massagoederen en stukgoederen                                                            
  • T1:     Je kunt verklaren / uitleggen waarom de afzetmarkt van goederen door welvaart toeneemt.                                                            
  • T2:    Je kunt van een thematische kaart aangeven waar in Nederland of een ander land  bepaalde industrie voorkomt                        I:       Je kunt beredeneren / uitleggen wat Multinationals zijn en wat de voorwaarden zijn.                                                            

Slide 3 - Tekstslide

Wat is industrie?

Slide 4 - Woordweb

Industrie
Alle bedrijven die met machines dingen maken uit grondstoffen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Grondstoffen
  •  Grondstoffen zijn nodig om producten te maken: 
  • - soms lastig te vervoeren of bewaren
  •  - industrie bij vindplaats

  • Redenen voor keuze locatie van een bedrijf (vestigingsplaatsfactoren) 
  •  in de buurt van grondstoffen: 
  • Verwerking verse producten 
  •  dichtbij landbouwgebieden. VB: zuivelfabrieken
  • Veel grondstoffen per product 
  •  goedkoper om product te vervoeren. VB: suikerfabrieken


Slide 7 - Tekstslide

Kijk goed naar dit plaatje
Onthou welke industrieën je ziet !!!

In welk deel van Nederland zitten de meeste bedrijven?

Slide 8 - Tekstslide

  • Vervoer als massagoed (zoals veel grondstoffen) is goedkoper dan als stukgoed  in zeehaven. 
  • VB: hoogovens, olieraffinaderijen

Slide 9 - Tekstslide

Massagoederen
Stukgoederen

Slide 10 - Tekstslide

Hoe herken je
MASSA GOEDEREN ?

Slide 11 - Woordweb

Hoe herken je
STUK GOEDEREN ?

Slide 12 - Woordweb

Mensen
  • Fabrieken staan vaak in steden.
  • Waarom zou dat zijn?
  • Reden 1: daar zijn arbeidskrachten. Vaak eenvoudig werk voor een laag loon.
  • eerst: bij arbeiderswijken, nu: in lagelonenlanden, vestiging bij de arbeidsmarkt.
  • Reden 2: daar zijn klanten. Vestiging bij de afzetmarkt.
  • Reden 3: daar zijn andere bedrijven. Voor verdere verwerking of voor dienstverlening. Agglomeratie-effect: gunstig om bij elkaar in de buurt te zitten

Slide 13 - Tekstslide

Soms gelden oude vestigingsredenen niet:
  • Soms gelden de oude vestigingsfactoren niet meer, maar blijven de fabrieken toch. = --> industriële inertie

VB: DSM in Zuid-Limburg. vroeger: steenkool, nu: chemische industrie  
  • gevolg: arbeidsplekken konden blijven bestaan

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Waarom is de paprika handel naar CHINA zo aantrekkelijk voor Nederland?
A
De chinezen zijn gek op paprika
B
De chinezen kennen paprika niet
C
In China wonen veel mensen dus de AFZET markt is groot ( veel €€ )
D
In China eten ze alleen Chinese kool

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn Multinationals ?
A
Dat zijn voetbal bedrijven
B
Dat zijn bedrijven in het buitenland
C
Dat zijn bedrijven met vestigingen in vele landen
D
Dat zijn bedrijven in Nederland

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Maken:
Maken: paragraaf 1.2, opdr. 5 t/m 8

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen: 
  • § 2    De Nederlandse industrie  
  •                                                         
  • Basisbegrippen:   Grondstoffen, Vestigingsplaatsfactoren, massagoederen, stukgoederen, arbeidsmarkt, afzetmarkt, agglomeratie effect, Industriële inertie, Multinationals
  •   
  •                                             
  • R:       Je kunt het verschil tussen massagoederen en stukgoederen                                                            
  • T1:     Je kunt verklaren / uitleggen waarom de afzetmarkt van goederen door welvaart toeneemt.                                                            
  • T2:    Je kunt van een thematische kaart aangeven waar in Nederland of een ander land  bepaalde industrie voorkomt                        I:       Je kunt beredeneren / uitleggen wat Multinationals zijn en wat de voorwaarden zijn.                                                            

Slide 20 - Tekstslide