Stevigheid en beweging bs. 1 t/m 3

De borstkas wordt gevormd door:
A
ribben
B
borstbeen en ribben
C
borstbeen
D
ribben en ruggenwervels
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De borstkas wordt gevormd door:
A
ribben
B
borstbeen en ribben
C
borstbeen
D
ribben en ruggenwervels

Slide 1 - Quizvraag

Een van de botten in je onderarm is:
A
opperarmbeen
B
spaakbeen
C
handwortelbeentje
D
elleboog

Slide 2 - Quizvraag

Nummer 11 is
A
het dijbeen
B
het opperbeen
C
het heupbeen
D
het scheenbeen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet bot nummer 7
A
opperarmbeen
B
ellepijp
C
spaakbeen
D
elleboog

Slide 4 - Quizvraag

De rode botjes zijn:
A
vingerkootjes
B
handwortelbeentjes
C
ellepijp
D
middenhandsbeentjes

Slide 5 - Quizvraag

Nummer 16 is
A
het dijbeen
B
een ruggenwervel
C
het staartbeentje
D
het heiligbeen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van het skelet
A
vorm geven
B
beweging mogelijk maken
C
schokken opvangen
D
stevigheid geven

Slide 7 - Quizvraag

Waar zitten de kraakbeenschijven?
A
tussen de ruggenwervels
B
in gewrichten
C
tussen borstbeen en ribben
D
Aan uiteinden van botten

Slide 8 - Quizvraag

Welke stof in je botten maakt het bot buigzaam ?
A
kalk
B
ijzer
C
collageen
D
bloed

Slide 9 - Quizvraag

Baby's hebben veel kalk in hun botten.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

In kraakbeen zit veel kalk als tussencelstof
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Been is harder dan kraakbeen.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Het kuitbeen is dikker dan het scheenbeen.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Tussen je ribben en het borstbeen zit kraakbeen.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zitten botten niet aan elkaar vast?
A
met kraakbeen
B
met pezen
C
met een vergroeiing
D
met gewrichten

Slide 15 - Quizvraag

Je heiligbeen zit aan elkaar met?
A
een naadverbinding
B
een gewricht
C
vergroeiing
D
kraakbeen

Slide 16 - Quizvraag

Met welke verbinding kun je goed bewegen?
A
naadverbinding
B
vergroeiing
C
kraakbeen
D
gewricht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen soort gewricht?
A
rolgewricht
B
kogelgewricht
C
scharniergewricht
D
kantelgewricht

Slide 18 - Quizvraag

Welk soort gewricht zie je hier?
A
rolgewricht
B
scharniergewricht
C
kantelgewricht
D
kogelgewricht

Slide 19 - Quizvraag

Welk soort gewricht zit er in het rode cirkeltje?
A
scharniergewricht
B
kogelgewricht
C
rolgewricht
D
zadelgewricht

Slide 20 - Quizvraag

Het bot vooraan in je kniegewricht is?
A
Het kniebot
B
Het dijbeen
C
De knieschijf
D
De kniecirkel

Slide 21 - Quizvraag

Je kniegewricht is een scharniergewricht.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Aan de buitenkant van een gewricht zit ...?
A
kraakbeen
B
het gewrichtskapsel
C
een gewrichtsband
D
de gewrichtsknobbel

Slide 23 - Quizvraag

In een gewricht zit gewrichtssmeer.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

In je schouder zit een kogelgewricht.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Waarmee zitten spieren vast aan de botten?
A
met kraakbeen
B
met spierweefsel
C
met pezen
D
met gewrichten

Slide 26 - Quizvraag

Het bot voor het slaapbeen heet ..
A
voorhoofdsbeen
B
wandbeen
C
jukbeen
D
wiggebeen

Slide 27 - Quizvraag

De ruimte tussen de schedelbeenderen bij een baby heet een...
A
bantanel
B
collanel
C
fontanel
D
bontanel

Slide 28 - Quizvraag