chap 3 en 4

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat gaan we vandaag doen?

- Grammaire chap 3 herhalen:

-> Futur Simple et Futur Proche

-> connaître

-> Poser une question

Werken aan chapitre 4

Hoe maak je le futur proche?

Futur Simple

Pak het hele werkwoord en zet de uitgang er achter.

Très Simple dus. De uitgang lijkt op avoir.

Je---ai

Tu--as

Il/elle/on--a

Nous-ons

Vous -ez

Ils /Elles-ont

Er zijn 6 uitzonderingen namelijk.......

Verschil Futur proche/ simple

De FUTUR PROCHE, in het Nederlands de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren, net iets minder ver weg is dan de gewone toekomende tijd (le futur simple), die verder weg ligt in de toekomst. Bij de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord (ik ga zo opruimen), en in het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: ALLER + infinitif (je vais ranger tout à l'heure)

Werkwoorden :

CONNAîTRE

Leer ze  in deze tijden:

Présent - Passé Composé - Imparfait - Futur Simple -

- (Présent)

je connais

tu connais

il connaît

nous connaissons

vous connaissez

ils connaissent

Passé Composé: jái connu

imparfait is ovt. Basis is nous-vorm in de prés

dus connaissons--> ons eraf en je hebt de stam

Futur simple--> heel ww dus connaître --> haal de -e eraf.

Tu sais poser une question?

poser une question

• zonder vraagwoord
• met vraagwoord
• het vraagwoord quel

Poser une question

        quel / quelle / quels / quelles  +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

vraagwoorden, weet je ze nog?

Het vraagwoord quel

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Het vraagwoord quel

 quel        ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel

vrl    ev    ->     quelle

mnl mv  ->     quels

vrl    mv  ->     quelles  

Je l'aide.

Je la vois.

On vous donne un cadeau.

Tu leur as écrit?

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

wie

hoeveel

waarom

waar

pourquoi

combien

qui

où

1

2

3

4

5

6

faisons

souvent

foot

un match

Nous

de

1

2

3

4

5

6

sont

tes

l'école

hobbies

Quels

après

Plaats ze bij de juiste tijd!

Futur simple 

Conditionnel 

Imparfait

Ils feraient

Nous chanterions

Tu irais

Elle pourra

je ferai

Vous aurez

Tu choisissais

Ils attendaient

c'était

Il viendra

elle finirait

Elles allaient

1

2

3

4

5

6

lundi,

joue

Le

aux

je

échecs

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

présent

passé composé

futur simple

imparfait

connaîtront

ont connu

connaît

connaissais

connaissaient

connaissez

connaîtra

connaissions

connaissons

as connu

connaissent

connaîtrez

connaitrons

(présent) connaître
je ........

Hij zal kennen (connaître)

Je _______
(connaître, présent)

1. Connais
2. Connaît
3. Connaîtrai
4. Connaîtra

Sleep de werkwoordsvormen naar hun bijbehorende infinitif

aller

faire

avoir

être

venir

vouloir

ils vont

ils font

ils ont

ils sont

ils auront

ils iront

ils seront

ils feront

ils viennent

ils veulent

ils viendront

ils voudront

Sleep de ww vormen naar de goede tijd: 

Présent

imparfait

nous répondions

vous choisissez

je faisais

ils viennent

je m'ennuyais

nous réussissions

vous lisez

il lisait

Zet in de futur proche (kleine letters, met onderwerp) ils auront

Chapitre 4

Dit is een herhalingshoofdstuk over de stof van chap 1 t/m 3.

We gaan online werken aan de grammatica ( ex 13 et 14) phrases clés ( ex 15)  en leesvaardigheid( ex 16).

Dit is ook het huiswerk.