Oefentoets vmbo 2
1 / 20
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Das Fleuzeug (landen)
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 2 - Open vraag
Was (kosten) das
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 3 - Open vraag
Wie lange (reden) du?
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 4 - Open vraag
Warum(chatten) wir?
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 5 - Open vraag
Mama und ich (gießen) die Blumen
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 6 - Open vraag
Ich (reisen) viel
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 7 - Open vraag
Er (salzen) sein Essen
Vervoeg het werkwoord
Vervoeg het werkwoord
Slide 8 - Open vraag
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
habst
habben
Slide 9 - Sleepvraag
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 10 - Sleepvraag
mijn
jouw
zijn
haar
mein / meine
dein / deine
sein / seine
ihr / ihre
Slide 11 - Sleepvraag
ich
du
er/sie
wir
ihr
sie/Sie
unser
sein
sein/ihr
mein
ihr/Ihr
euer
Slide 12 - Sleepvraag
Sleep de Nederlandse betekenis naar de
Duitse bezittelijke voornaamwoorden.
mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
unser(e)
euer(e)
Ihr(e)
zijn
onze/ons
jullie
mijn
uw
jouw
haar/hun
Slide 13 - Sleepvraag
Wat betekent het werkwoord ''möchten''
A
willen
B
zou graag willen
Slide 14 - Quizvraag
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möchten
möchten
möchtet
möchte
Slide 15 - Sleepvraag
(mijn) Nebenjob
A
mein
B
meine
C
dein
D
seine
Slide 16 - Quizvraag
(onze) Traumreise
A
unser
B
ihre
C
unsere
D
seine
Slide 17 - Quizvraag
der
der
das
das
die
das
die
das
Slide 18 - Sleepvraag
Zet de zin in de juiste volgorde:
du – Nebenjob – Hast – einen - ?
du – Nebenjob – Hast – einen - ?
Slide 19 - Open vraag
Zet de zin in de juiste volgorde:
eine – suche – Ich – Jeans - .
eine – suche – Ich – Jeans - .
