Kapitel 11: Körper und Gesundheit

Kapitel 11
Hals und Beinbruch
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 11
Hals und Beinbruch

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgaben korrigieren (1):
Opdracht 1.1 
b
1. Een rode A met een witte slang (esculaap) erop.
2. Er zijn in Duitsland veel meer apotheken dan in Nederland en er worden ook veel meer huis-tuin-en-keuken-middeltjes verkocht die mensen in Nederland bij de drogist zouden kopen. 
3. Uitrekenen hoeveel jaar dat is, van 1241 tot nu. 'Sinds 1241' is niet het goede antwoord, want dat wordt niet gevraagd!
c
Mensen die niet in de gelegenheid zijn een apotheek te bezoeken. Waarschijnlijk vooral ouderen, die minder mobiel zijn.

Slide 2 - Tekstslide

(2) Opdracht 3.4b
1. die Muskeln
2. die Zunge  
3. die Stirn
4. die Augen 
 5. die Finger  
6. die Knochen  
7. das Knie
8. die Ohren











9. die Stimme
10. die Zähne  
11. der Rücken  
12. der Mund 
13. die Hände  
14. der Fuss  
15. der Magen
16. das Gehirn  

Das neue Wort = Lungenentzündung (= longontsteking) 

Slide 3 - Tekstslide

Redewendung 
Es gibt viele Redewendungen (spreekwoorden), wenn man die übersetzt in einer anderen Sprache hört es sich komisch (vreemd) an. Hals und Beinbruch wurde auf Niederländisch: "Keel en beenbreuk" bedeuten. Das stimmt aber nicht.

Lies den folgenden Text im Internet

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Hals- und Beinbruch bedeutet
A
Gute Besserung!
B
Hoffentlich fühlt man sich bald besser
C
Viel Glück mit den Knochenbrüchen
D
Viel Glück und Erfolg!

Slide 6 - Quizvraag

Wörterliste A
Via de volgende slide ga je met behulp van quizlet de woorden oefenen, die bij dit nieuwe hoofdstuk horen. Zorg dat je in ieder geval alle woord een keertje doorgelezen/ geoefend hebt! 

Tijdsindicatie: +- 5 minuten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Auftrag
Du hast gerade mit den Wörtern der Wörterliste A geübt. 
Deine Lehrerin hat ein Arbeitsblatt, worauf ein Körper steht. Versuche die Körperteile richtig aus zu füllen und die Redewendungen zu übersetzen ins Niederländische.
Wenn noch Zeit übrig ist, kannst du das Rätsel auf der Rückseite auch noch machen

Slide 9 - Tekstslide

Was hast du gelernt?
Hoffentlich kennst du nach dieser Stunde schon einige Wörter, die mit dem Körper oder der Gesundheit zu tun haben.

Welche Wörter sind neu?

Slide 10 - Tekstslide

Hausaufgaben fürs nächste Mal:
Aufgaben (in deinem Heft (schrift) bitte!):
stencil af und
3.5 a (Kapitel 11!)

Slide 11 - Tekstslide