Toets H5.1 t/m 5.7 Erfelijkheid en Evolutie
1 / 15
Lesduur is: 25 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
1: Juist of onjuist?
Bacteriën planten zich meestal niet geslachtelijk voort, maar door deling.
Bacteriën die uit één ouder ontstaan door deling, hebben hetzelfde genotype.
Bacteriën planten zich meestal niet geslachtelijk voort, maar door deling.
Bacteriën die uit één ouder ontstaan door deling, hebben hetzelfde genotype.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
2: Juist of onjuist?
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 23 chromosomen.
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 23 chromosomen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
3: Juist of onjuist?
Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast.
Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
4: Juist of onjuist?
De eerste eenvoudige levensvormen leefden in het water.
De eerste eenvoudige levensvormen leefden in het water.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
5: Juist of onjuist?
DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.
DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
6: Juist of onjuist?
In spiercellen van een witte beer bevinden zich genen die deze witte vacht veroorzaken.
In spiercellen van een witte beer bevinden zich genen die deze witte vacht veroorzaken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
7: Juist of onjuist?
Elke celkern in de longen van de koe Bertha bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van Bertha.
Elke celkern in de longen van de koe Bertha bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van Bertha.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
8: Welke van de onderstaande ontwikkelingen is een voorbeeld van evolutie?
A
De ontwikkeling van een embryo tot een baby
B
De ontwikkeling van een kuiken tot een kip
C
De ontwikkeling van zeeplanten tot landplanten
Slide 11 - Quizvraag
9: Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de vorming van de eicel
B
Op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
Op het moment van de bevruchting van de eicel
D
Op het moment van de geboorte van de baby
Slide 12 - Quizvraag
10: Hoe wordt een plotselinge verandering van het genotype genoemd?
A
Een genetische modificatie
B
Een mutatie
C
Een uitzaaiing
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
11: Waardoor heeft een mutatie in een lichaamscel meestal minder gevolgen dan een mutatie in een geslachtscel?
