Schrijven 2

Het schrijven van teksten in fasen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het schrijven van teksten in fasen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je een tekst in fasen schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je een pakkende inleiding voor een informatieve tekst schrijven
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een middenstuk voor een informatieve tekst opbouwt
  • Aan het einde van de les kun je een passend slot voor een informatieve tekst schrijven
  • Aan het einde van de les ben je in staat om de principes uit de Basiscursus toe te passen bij het schrijven van informatieve teksten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het schrijven van teksten in fasen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1: Voorbereiding
  • Kies een onderwerp
  • Maak een woordveld (5w+h)
  • Bepaal het doel van de tekst
  • Kies de tekstsoort
  • Verzamel betrouwbare bronnen
  • Maak een schrijfplan (inleiding, middenstuk, slot)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2: Uitvoering
  • Schrijf de eerste versie van de tekst

  • Herschrijf de tekst tot je tevreden bent

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 3: Afronding
  • Lees de tekst door

  • Verbeter taalfouten

  • Zorg voor een passende lay-out

  • Controleer de tekst nog een laatste keer op taalfouten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de opbouw van een informatieve tekst?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het belang van een pakkende inleiding
  • Inleiding interesseert lezers voor het onderwerp

  • Moet de aandacht trekken

  • Bevat vaak een haakje, anekdote of vraag

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opbouw van een middenstuk
  • Logische volgorde van deelonderwerpen
    bijvoorbeeld: eerst de voordelen en dan de nadelen

  • Behandelt verschillende deelonderwerpen

  • Gebruik van alinea's, witregels en tussenkoppen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het schrijven van een passend slot
  • Past bij de opbouw van het middenstuk

  • Kan een samenvatting, toekomstverwachting, tip of advies bevatten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het toepassen van de principes uit de Basiscursus
  • Vertellen van gevonden informatie in eigen woorden

  • Beantwoorden van de 5w+h-vragen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je mening geven

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je je mening duidelijk formuleren en opschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je argumenten gebruiken om je mening te ondersteunen.
  • Aan het einde van de les kun je voorbeelden of uitleg gebruiken om je argumenten duidelijker te maken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het formuleren van een mening?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het formuleren van een mening
  • Een mening is wat jij denkt of vindt.
  • Je kunt je mening opschrijven en argumenten gebruiken om het te ondersteunen.
  • Signaalwoorden voor reden of argument zoals:
     want, omdat, daarom 
  • Voorbeelden of uitleg kunnen ook helpen om je argumenten te verduidelijken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mening
  • Je mening is wat jij denkt of vindt. 

  • Je kunt je mening opschrijven met woorden als:
     Ik vind …, Ik denk …, … lijkt mij …, Volgens mij …, Ik ben van mening … 

  • Bijvoorbeeld:
    Ik vind het een goed idee dat de gemeente meer studentenwoningen gaat bouwen, …

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenten
  • om iemand van je mening te overtuigen, geef je argumenten
  • signaalwoorden maken duidelijk dat je een argument of reden geeft: want, omdat daarom
    Bijvoorbeeld:
    want er is veel te weinig goedkope woonruimte voor studenten

  • Je kunt je argumenten duidelijker maken met een voorbeeld of uitleg.
    Bijvoorbeeld:
    Iedereen van mijn opleiding woont bijvoorbeeld nog thuis, omdat er nergens een betaalbare kamer of studio te vinden is.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van argumenten
  • Een argument is iets dat je gebruikt om uit te leggen waarom je iets vindt. -> overtuigen
  • Argumenten kunnen redenen zijn waarom je een bepaalde mening hebt.
  • Signaalwoorden zoals 'want', 'omdat', 'daarom' kunnen helpen om je argumenten duidelijk te maken. (231)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van voorbeelden of uitleg
  • Voorbeelden zijn concrete situaties of feiten die je gebruikt om je argumenten te verduidelijken.

  • Uitleg kan helpen om je argumenten begrijpelijker te maken.

  • Door voorbeelden of uitleg te geven, maak je je mening sterker en overtuigender.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen de vorm van een zakelijke brief en e-mail
  • Zakelijke brief: een formele communicatie geschreven in een professionele context
  • Zakelijke e-mail: een formele elektronische communicatie geschreven in een professionele context

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang van een duidelijke en beleefde taal in zakelijke correspondentie
  • Zakelijke brieven en e-mails moeten duidelijk, verzorgd en beleefd zijn
  • Beleefde aanhef en afsluiting tonen respect
  • Leesbaarheid verbeteren door witregels, alinea's en korte zinnen te gebruiken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van een zakelijke brief of e-mail
  • Betreft of Onderwerp
  • Aanhef
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot
  • Groet

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips voor het schrijven van een leesbare zakelijke brief of e-mail
  • Gebruik een witregel na de aanhef en voor de groet
  • Verdeel de tekst in alinea's met witregels
  • Houd e-mails kort, duidelijk en zakelijk

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zakelijke brieven en e-mails
brief of e-mail = correspondentie
zakelijke correspondentie:
     op je werk:
– klant informeren per brief
– vraag aan leverancier per e-mail
privé:
– vraag aan bedrijf of overheid per e-mail
– klacht over product of dienst per brief



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zakelijke correspondentie voor werk of privé

Belangrijk:
  • tekst duidelijk en verzorgd
  • beleefde (formele) taal

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten en 
verschillen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten en verschillen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer overeenkomsten tussen brief en e-mail

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer overeenkomsten tussen brief en e-mail

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesbaarheid

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesbaarheid

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definities
  • Woordveld/woordweb: een verzameling van woorden die met het onderwerp van de tekst te maken hebben.
  • Schrijfplan: een plan waarin de opbouw van de tekst, de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea staan.
  • Tekstsoort: het type tekst dat je schrijft, bijvoorbeeld een essay, een rapport of een artikel.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Inleiding: Het eerste deel van de tekst dat de lezer interesseert voor het onderwerp
  • Middenstuk: Het deel van de tekst dat de verschillende deelonderwerpen behandelt in een logische volgorde
  • Slot: Het laatste deel van de tekst dat past bij de opbouw van het middenstuk en een samenvatting, toekomstverwachting, tip of advies kan bevatten
  • Basiscursus: Een set van principes die toegepast moeten worden bij het schrijven van informatieve teksten

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Zakelijke brief: Een formele communicatie geschreven in een professionele context
  • Zakelijke e-mail: Een formele elektronische communicatie geschreven in een professionele context
  • Aanhef: De begroeting aan het begin van een brief of e-mail
  • Inleiding: Het gedeelte van de brief of e-mail waarin de schrijver zichzelf introduceert en de reden voor het schrijven aangeeft
  • Middenstuk: Het hoofdgedeelte van de brief of e-mail waarin de schrijver informatie geeft of vragen stelt
  • Slot: Het gedeelte van de brief of e-mail waarin de schrijver een wens of verwachting uitspreekt of informatie geeft over waar meer informatie te vinden is
  • Groet: De beleefde afsluiting aan het einde van een brief of e-mail

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Mening: wat jij denkt of vindt
  • Argument: iets dat je gebruikt om uit te leggen waarom je iets vindt
  • Signaalwoorden: woorden die aangeven dat je een reden of argument geeft
  • Voorbeeld: iets concreets dat je gebruikt om je argument te verduidelijken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 42 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 43 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 44 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.