4.7 grammatica (les 2)
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe zat het ook alweer met als en dan?
Slide 4 - Open vraag
Als twee dingen hetzelfde zijn gebruik je ALS
Tekst
A
WAAR
B
NIET WAAR
C
WEET IK NIET
Slide 5 - Quizvraag
Om een verschil aan te geven gebruik je DAN
A
WAAR
B
NIET WAAR
C
WEET IK NIET
Slide 6 - Quizvraag
(ALS OF DAN)
Marith heeft een hoger cijfer........Els.
Marith heeft een hoger cijfer........Els.
Slide 7 - Open vraag
(ALS OF DAN)
De kapper knipte het haar net zo kort ..............Peter.
De kapper knipte het haar net zo kort ..............Peter.
Slide 8 - Open vraag
(ALS OF DAN)
Zij heeft mooiere ogen ............Mieke.
Zij heeft mooiere ogen ............Mieke.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
me of mijn
Ik ben .......... telefoon vergeten
Ik ben .......... telefoon vergeten
A
me
B
mijn
Slide 12 - Quizvraag
In welke zin is 'me, mij of mijn' verkeerd gebruikt?
A
Ik pak mijn paarse markeerstift.
B
Simon heeft mijn etui.
C
Waarom heeft iedereen altijd de pik op mij?
D
Hij zwaaide naar me oma.
Slide 13 - Quizvraag
In welke zin is 'me, mij of mijn' verkeerd gebruikt?
A
Dat is toch echt mij jas!
B
Ik schrik me rot door jou.
C
Dat gezeik van mijn broertje ook altijd.
D
Oma stond voor mij op.
Slide 14 - Quizvraag
Is het mij, me of mijn?
Huub heeft al ...... T-shirts uit de kast gehaald.
Huub heeft al ...... T-shirts uit de kast gehaald.
A
mij
B
mijn
C
me
Slide 15 - Quizvraag
jou of jouw?
Het is ...... boek dat daar op tafel ligt.
Het is ...... boek dat daar op tafel ligt.
A
jouw
B
jou
Slide 16 - Quizvraag
Ik heb ..... fiets geleend.
A
jou
B
jouw
Slide 17 - Quizvraag
Ik heb het al tien keer aan .... gevraagd
A
jou
B
jouw
Slide 18 - Quizvraag
.... moeder is superlief.
A
jou
B
jouw
Slide 19 - Quizvraag
Heb je .... haar al gewassen?
A
jou
B
jouw
Slide 20 - Quizvraag
Ik kom naar .... toe!
A
jou
B
jouw
