H4L24 - 1THE - Vrijdag 21 juni - Dia-toetsen

Welkom 1THE : )


 
Planning van dit uur
  • Dia-toets (www.diatoetsen.nl) 


Aan het einde van deze les
  • heb je de Dia-toets gemaakt. 

Toetsen en opdrachten t/m zomervakantie:
  • Boekpresentaties
  • Repetitie H4 + H5
    Laatste toetsweek
timer
10:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 1THE : )


 
Planning van dit uur
  • Dia-toets (www.diatoetsen.nl) 


Aan het einde van deze les
  • heb je de Dia-toets gemaakt. 

Toetsen en opdrachten t/m zomervakantie:
  • Boekpresentaties
  • Repetitie H4 + H5
    Laatste toetsweek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les behandelen we vier dingen:
  1. Tegenwoordig deelwoord
  2. Bijvoeglijk naamwoord
  3. Bijvoeglijk naamwoord/bijzondere soort 1/2: stoffen bijvoeglijk naamwoord
  4. Bijvoeglijk naamwoord/bijzondere soort 2/2: voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 2 - Tekstslide

1. Tegenwoordig deelwoord
  •  Geeft aan dat een handeling bezig is 
  • Schrijf een -d achter de infinitief (hele werkwoord)

Fluitend brengt de postbode de post rond.
Fluitend bracht de postbode de post rond. 

Slide 3 - Tekstslide

De jongens zaten juichend op de bank.

Wat is het tegenwoordig deelwoord in deze zin?
A
jongens
B
zaten
C
juichend
D
bank

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de goede spelling?
A
Hij was lachent de tent aan het opzetten.
B
Hij was lachend de tent aan het opzetten .

Slide 5 - Quizvraag

1. Tegenwoordig deelwoord
  •  Geeft aan dat een handeling bezig is 
  • Schrijf een -d achter de infinitief (hele werkwoord)

Fluitend brengt de postbode de post rond.
Fluitend bracht de postbode de post rond. 

Slide 6 - Tekstslide

2. Bijvoeglijk naamwoord 
  • Hoort bij een zelfstandig naamwoord
  • Voegt een kenmerk toe aan het zelfstandig naamwoord
Een gezonde maaltijd

  • Bijzondere soort 1: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (eindigt op -en)
De wollen sjaal / het rieten dak / de gouden ring (uitzondering: plastic, aluminium) 

Slide 7 - Tekstslide

3. Bijvoeglijk naamwoord bijzondere soort 1/2 


  • Bijzondere soort 1: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (eindigt op -en)

De wollen sjaal / het rieten dak / de gouden ring (uitzondering: plastic, aluminium) 

Slide 8 - Tekstslide

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffen bijvoeglijk naamwoord?
A
Gezonde
B
Scherpe
C
Groene
D
Zilveren

Slide 9 - Quizvraag

Hoe spel je het op de goede manier?
A
De kartonne doos
B
De kartonnen doos

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf zelf een stoffen bijvoeglijk naamwoord op met een zelfstandig naamwoord erbij.

Slide 11 - Open vraag

4. Bijvoeglijk naamwoord bijzondere soort 2/2

Slide 12 - Tekstslide

Noem een zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Woordweb

Noem een bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Woordweb

Noem een voltooid deelwoord

Slide 15 - Woordweb

Maak nu eens een bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord (en zet er een zelfstandig naamwoord bij)

Slide 16 - Woordweb

4. Bijvoeglijk naamwoord bijzondere soort 2/2 



  • Bijzondere soort 2: voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
De gezochte man / de uitgereikte medaille / het bezette pand / de gewonnen wedstrijd

Slide 17 - Tekstslide

4. Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord: spelling
  • Zwakke werkwoorden: schrijf zo kort mogelijk
    De verbrede weg, de verlichte kamer, de geredde drenkeling

  • Sterke werkwoorden: geen verandering 
    De gebakken aardappels, de gelopen route

Slide 18 - Tekstslide

De [blazen] ballon
A
geblaze
B
geblazen
C
geblaazen

Slide 19 - Quizvraag

blazen - blies - geblazen
de geblazen ballon

Slide 20 - Tekstslide

De [werken] uren
A
gewerkte
B
gewerkten
C
gewerktte
D
gewerktten

Slide 21 - Quizvraag

werken - werkte - gewerkt
de gewerkte uren

Slide 22 - Tekstslide

De [uitwerken] medicijnen
A
uitgewerkte
B
uitgewerkten

Slide 23 - Quizvraag

uitwerken - uitwerkte - uitgewerkt
de uitgewerkte medicijnen

Slide 24 - Tekstslide

Het [bedraden] netwerk
A
bedrade
B
bedraadde
C
bedraadden
D
bedraden

Slide 25 - Quizvraag

bedraden - bedraadden - bedraad
het bedrade netwerk

Slide 26 - Tekstslide

Het [raden] antwoord was goed.
A
gerade
B
geraden
C
geraadden
D
geraaden

Slide 27 - Quizvraag

raden - raadden - geraden
het geraden antwoord

Slide 28 - Tekstslide

Deze les behandelen we vier dingen:
  1. Tegenwoordig deelwoord
  2. Bijvoeglijk naamwoord
  3. Bijvoeglijk naamwoord/bijzondere soort 1: stoffen bijvoeglijk naamwoord
  4. Bijvoeglijk naamwoord/bijzondere soort 2: voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 29 - Tekstslide