10.2 Soorten veranderen 5H 2021

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2: Soorten veranderen

Slide 2 - Tekstslide

Doel en begrippen 10.2
Je leert hoe het komt dat een soort voortdurend verandert

mutatie, allel, allelfrequentie, evolutie, mutageen, puntmutatie, chromosoommutaties, genoommutatie, tetraploïde cellen, recombinatie, genetische variatie, genenpool, voortplantingssucces, natuurlijke selectie, adaptatie, selectiedruk, fitness, genetic drift, toeval, seksuele selectie, kunstmatige selectie




Slide 3 - Tekstslide

Evolutie
"survival of the fittest" (Charles Darwin)

Slide 4 - Tekstslide

Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:

Genetische variatie in een populatie 
Selectiedruk


Slide 5 - Tekstslide

Genetische variatie
Genetische variatie onstaat door:

* mutaties
* recombinatie

Slide 6 - Tekstslide

Mutaties
Bij elke celdeling kunnen kopieer- of delingsfouten plaatsvinden -> mutaties. Als dit gebeurt bij het aanmaken van geslachtscellen dan erven de nakomelingen dit veranderde DNA.

Sommige invloeden van buitenaf vergroten de kans op mutaties: UV straling, radioactieve straling, chemische stoffen (roken bijv).
Deze dingen noem je mutageen.


Slide 7 - Tekstslide

Mutaties
Een mutatie is een verandering in de basevolgorde van het DNA of in het aantal chromosomen.
Bij een verandering in de basevolgorde in een gen kan het eiwit dat hier door wordt gecodeerd anders gaan werken. Het werkt niet meer of het werkt juist extra goed. Daardoor levert het een andere eigenschap op.


Slide 8 - Tekstslide

Soorten mutaties
Puntmutatie: Eén base(paar) verandert. 

Chromosoommutaties: Een deel van een chromosoom verandert, vaak meerder genen.
Delen van chromosomen ontbreken, zijn dubbel, zijn omgedraaid of verplaatst.

Genoommutatie: het aantal chromosomen verandert (bijvoorbeeld trisomie 21)



Slide 9 - Tekstslide

Puntmutatie

Slide 10 - Tekstslide

Chromosoommutatie

Slide 11 - Tekstslide

Genoommutatie

Slide 12 - Tekstslide

Tetrapoloïde/ triploïde
De stof colchicine verstoort de meïose (geen trekdraden) en blijven de geslachtscellen diploïd.

Bij planten soms levensvatbaat en met voordelen: kwekers gebruiken het.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag
Niet alle mutaties leveren een verandering op die zichtbaar is in het fenotype.

Leg uit dat een mutatie in het gen voor oogkleur niet zichtbaar is als de mutatie plaatsvindt in een huidcel.















Slide 14 - Tekstslide

Recombinatie
Geslachtelijke voortplanting vergroot de genetische variatie binnen een populatie omdat kinderen een toevallige combinatie van de chromosomen van hun ouders krijgen.
Dit proces heet recombinatie.

De beschikbare genen binnen een populatie heet de genenpool.

Slide 15 - Tekstslide

Selectiedruk
Doordat in een populatie de individuen (bijna) allemaal genetisch verschillend zijn (variatie) hebben ze allemaal een grotere of kleinere kans om zich voort te planten. De gunstige genen (hoge fitness) hebben een grotere kant om in de nieuwe generatie terecht te komen dan ongunstige genen (lage fitness).
Dit proces heet natuurlijke selectie (selectiedruk).


Slide 16 - Tekstslide

In een populatie

Het veranderen van de eigenschappen van een populatie door de selectiedruk heet adaptatie.

De allelfrequentie van het allel verandert.

Voorbeeld: Berkenspanner


Slide 17 - Tekstslide

Evolutie
Het veranderen van soorten, tot zelfs het ontstaan van nieuwe soorten heet evolutie.

Evolutie gaat langzaam
Evolutie is niet gestuurd, je weet vooraf niet welke kant het op gaat, mutaties ontstaan bij toeval.
Evolutie is nooit klaar.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld nu: paardenbloemen
In het veld: lichte zaden, waaien ver weg
.
Voordeel: Grote verspreiding van de soort.
In de stad: zwaardere zaden, waaien niet ver weg
.
Voordeel: Zaden komen vaker op een geschikt stuk grond terecht.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag
Licht toe in welke situatie(s) sprake is van een evolutiestap door veranderd DNA.

  1. Een rups verandert in een vlinder. 

  2. De populatie van een grassoort blijkt na herhaalde sprinkhaanplagen gifstoffen tegen sprinkhanen te maken. 

  3. Vissen hebben schubben, vogels veren. 

  4. Een orangoetan ontdekt dat een plant ontstekingen remt. Na een tijdje weten alle orangoetans de plant te vinden. 















Slide 20 - Tekstslide

Genetic drift (verschuiving in verhoudingen van de allelen door omstandigheden)
Soms verandert de allelfrequentie van een populatie door iets anders dan natuurlijke selectie: door toeval.
  • Bij een bosbrand gaan toevallig meer planten met rode dan met witte bloemen dood.
  • Er worden toevallig meer individuen met rood haar geboren in een bepaalde periode (meer dan je zou verwachten op basis van de kansberekening).
Dit verschijnsel heet genetic drift.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Seksuele selectie
Bij de partnerkeuze wordt op specifieke eigenschappen gelet. Deze eigenschappen hebben daarom een hoge fitness, hoewel ze misschien niet erg handig zijn voor het individu (lange pauwenstaart, groot gewei enz.)

Dit proces heet seksuele selectie.

Slide 23 - Tekstslide

Kunstmatige selectie= veredelen
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.

Dit proces heet kunstmatige selectie.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag- Welke term hoort erbij?
1. Planten die gifstoffen maken, blijven langer leven
2. Paradijsvogels met felle kleuren paren het meest
3. Poolvossen hebben kleinere oren dan woestijnvossen
4. In een gebied groeien planten met witte en paarse bloemen. Bij de aanleg van een fietspad komt het asfalt toevallig op vooral planten met witte bloemen te liggen.
Kies uit:
GENETIC DRIFT/ NATUURLIJKE SELECTIE/ ADAPTATIE/ SEKSUELE SELECTIE

Slide 25 - Tekstslide

Doel en begrippen 10.2
Je leert hoe het komt dat een soort voortdurend verandert

mutatie, allel, allelfrequetie, evolutie, mutageen, puntmutatie, chromosoommutaties, genoommutatie, tetraploïde cellen, recombinatie, genetische variatie, genenpool, voortplantingssucces, natuurlijke selectie, adaptatie, selectiedruk, fitness, genetic drift, toeval, seksuele selectie, kunstmatige selectie




Slide 26 - Tekstslide

MAAKWERK
Maak de opdrachten 9 t/m 14 van 10.2


Slide 27 - Tekstslide