Les 7 Kaartprijs

menu kaart
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

menu kaart

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  1. Lesdoelen
  2. Theorie
  3. quizje
  4. opdrachtje

Slide 2 - Tekstslide

Wat denk je dat een redelijke kaartprijs is voor het voorgerecht:
Hollandse garnalen met een inslag van €3,60?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • berijp je de reden achter prijsen
  • Kun je uitleggen hoe een prijs word vastgesteld
  • Kun je de nettokaartprijs berekenen
  • Kun je de brutokaartprijs berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Kaartprijs

Kaartprijs = het bedrag dat je als consument moet betalen


De hoogte van de prijzen van

een menukaart is van invloed

op het gedrag van de consument.

Slide 5 - Tekstslide

Functies prijs
  1. Het bepalen van de omzet
  2. Het bepalen van de winst
  3. Het bepaalt de inzet van andere marketinginstrumenten

Slide 6 - Tekstslide

Bepalen van de winst

(verwachte) omzet

(verwachte) kosten      -

----------------------------

(verwachte) winst

Slide 7 - Tekstslide

Vaststellen van de prijs

Het vaststellen van de prijs kan op drie manieren:

1. Kostengeoriënteerde prijsstelling = het vaststellen van de verkoopprijs wordt gebaseerd op de gemaakte kosten

2. Concurrentiegeoriënteerde prijsstelling = de concurrentie is het uitgangspunt voor het vaststellen van de verkoopprijs

3. Vraaggeoriënteerde prijsstelling = het vaststellen van de verkoopprijs wordt gebaseerd op de prijs die de gast voor de producten over heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Kostengeoriënteerde prijsstelling

Deze les houden we het bij de kostengeoriënteerde prijsstelling, en dan alleen de opslagmethode 

Opslagmethode = het grondstoffenverbruik per product, de inslag, wordt verhoogd met een winstopslag.

Slide 9 - Tekstslide

Winstopslag

winstopslag = 70 procent.

Bij het berekenen van de verkoopprijs, zet je de verkoopprijs op 100 procent, want dit is het bedrag dat je van de klant wil krijgen. De inslag is 30 procent.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld kopje koffie

Slide 11 - Tekstslide

BTW
BTW betekent Belasting Toegevoegde Waarde.
In de meeste gevallen is de BTW 21 %. 
Voor veel levensmiddelen is de BTW 6%.

Exclusief betekent zonder
Inclusief betekent met

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld kopje koffie

Slide 13 - Tekstslide

Terug komen op de openingsvraag

Inslag Hollandse garnalen =      €  3,60 (30%)

Netto kaartprijs =                            € 12,00 (100%)

Bruto kaartprijs =                            € 12,75 (106%)

Slide 14 - Tekstslide

De inslag is € 1,80
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 4,85
B
€ 6,35
C
€ 7,45
D
€ 8,55

Slide 15 - Quizvraag

De inslag is € 7,20
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 15,50
B
€ 16,35
C
€ 20,25
D
€ 25,45

Slide 16 - Quizvraag

De inslag is € 3,10
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 5,85
B
€ 9,35
C
€ 10,95
D
€ 12,25

Slide 17 - Quizvraag

De inslag is € 6,15
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 19,95
B
€ 21,75
C
€ 22,00
D
€24,95

Slide 18 - Quizvraag

De inslag is € 3,00
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 10,60
B
€ 13,95
C
€ 14,50
D
€ 18,35

Slide 19 - Quizvraag

De inslag is € 4,40
Wat wordt de (netto)kaartprijs?
A
€ 12,85
B
€ 13,90
C
€ 15,55
D
€ 17,10

Slide 20 - Quizvraag

Werkvorm: genummerde hoofden

De leerlingen ontvangen kaartjes met

bedragen. Er zijn inslagbedragen en

bijbehorende bruto kaartprijsbedragen.

De leerlingen moeten elkaar zien te

vinden en dan de som uitleggen.

Differentatie: de netto kaartprijsbedragen

worden aan het spel toegevoegd.

timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • Ken je de functies van prijs
  • Kun je uitleggen op welke manieren de prijs kan worden vast gesteld
  • Kun je de nettokaartprijs berekenen
  • Kun je de brutokaartprijs berekenen

Slide 22 - Tekstslide