In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Wat is Consumer Power?
A
Macht van de koper
B
Een soort toetje
C
Krachtige brandstof
D
Kracht van verkoper
Slide 1 - Quizvraag
Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Die betaal je als je een auto koopt.
B
Een ander woord voor rente.
C
Kosten om afvalwater te verwijderen.
D
Kosten voor huizenbezitters.
Slide 2 - Quizvraag
Deze wet beschermt consumenten bij ongevraagde verkoop tijdens bijvoorbeeld een bootreis.
A
Warenwet
B
Colportage wet
C
Wet product-aansprakelijkheid
D
Wet koop op afstand
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar woningen en het aanbod van woningen
Slide 4 - Quizvraag
Waar bestaat het consumentenrecht uit?
A
Wetten en regels
B
Rechten en plichten
C
Rechten en belasting
D
Rechten en regels
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een keurmerk?
A
Het logo op je kleren
B
Een logo waarmee een bepaald kwaliteit wordt beloofd
C
Een merk van een goed product
D
Een merk
Slide 6 - Quizvraag
De warenwet is
A
De mensen die voedsel controleren
B
De mensen die de waarde controleren van een product
C
De wet waarin staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid
D
De wet waarin staat dat een product voor eerlijke waarde verkocht moet worden
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een hypothecaire lening?
A
Lening voor de koop van een huis
B
Lening voor de koop van een auto
C
Lening voor de koop van een nieuwe bank
D
Lening voor de koop van een nieuwe ps4
Slide 8 - Quizvraag
Wat doet de gemeente met de WOZ-waarde?
A
De gemeente bepaalt hiermee hoeveel belasting iemand moet betalen.
B
Zo kan de gemeente zien waar de welvaart hoog is.
C
De inkomens van de inwoners hangt hiervan af. De gemeente bepaalt deze.
D
Niets, het is gewoon goed om te weten.
Slide 9 - Quizvraag
Welke wet zorgt voor een bedenktijd voor verkoop via internet en telefoon?
A
Wet koop op afstand
B
Colportage wet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid
Slide 10 - Quizvraag
Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging
Slide 11 - Quizvraag
Wat is huurtoeslag?
A
Een organisatie die als doel heeft betaalbare woningen te bouwen, verhuren en onderhouden.
B
Een overeenkomst tussen een verhuurder en huurder die wordt afgesloten als een huurder een huis wilt huren.
C
Een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen.
D
Kosten die je moet betalen bij het huren van een huis omdat de notaris een transportakte maakt die hij in het kadaster schrijft.
Slide 12 - Quizvraag
Wie bepaalt de WOZ-waarde van een woning?
A
de verkoper van een woning
B
het Rijk
C
de hypotheekverstrekker
D
de gemeente
Slide 13 - Quizvraag
Bij een vergelijkend waren onderzoek vergelijk je
A
gelijksoortige producten en verschillende merken
B
gelijksoortige merken en verschillende producten
C
gelijksoortige producten en merken
D
verschillende producten en merken
Slide 14 - Quizvraag
Maatschappelijk kosten zijn de
A
Nadelen van de productie in de samenleving
B
Nadelen van de consumptie in de samenleving
C
Nadelen van de productie en consumptie voor de samenleving.
Slide 15 - Quizvraag
De ACM is een overheidsinstelling. Waar ziet de ACM onder andere op toe?
A
Dat bedrijven niet te duur, zodat de consument een eerlijke prijs betaalt.
B
Dat consumentenbelangen worden beschermd en dat bedrijven eerlijk met elkaar concurreren.
C
Dat producentenbelangen worden beschermd.
D
Dat consumentenbelangen worden beschermd.
Slide 16 - Quizvraag
Wat doet een geschillencommissie?
A
Adviseren/ bemiddelen bij een klacht
B
Aanbieden van verzekeringen
C
Gemeenteraad adviseren
D
Uitbetalen van werknemers
Slide 17 - Quizvraag
12. Wat is het doel van de wet Koop op afstand
A
De klant beschermen die een koop doet in de winkel
B
De klant beschermen die een aankoop doet op het internet
C
De klant beschermen die een koop doet op internet, fysieke winkel of social media
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer ben je beschermd door het consumentenrecht?
A
Op een rommelmarkt
B
In een winkel
C
Via marktplaats
D
Kopen van een vriend
Slide 19 - Quizvraag
Anne heeft haar jas laten stomen. Ze is niet tevreden over het resultaat en ze vraagt om een oordeel van de geschillencommissie waar de stomerij bij is aangesloten. Hoe wordt het geschil door de geschillencommissie opgelost? De geschillencommissie:
A
Doet een uitspraak waar Anne en de stomerij zich aan moeten houden
B
Geeft Anne een financiële vergoeding
C
Geeft Anne gratis advies
Slide 20 - Quizvraag
De NVWA controleert op:
A
Hoe lekker het eten is
B
Of je de regels goed naleeft
C
Hoe de uitstraling van het eten is
D
Hoe gezellig het restaurant eruit ziet
Slide 21 - Quizvraag
NVWA is de afkorting van
A
Nederlandse vereniging water afname
B
Nederlandse Vereniging Waren Afname
C
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit
D
Nieuwe Vakvereniging Waren Autoriteit
Slide 22 - Quizvraag
Stelt de fabrikant aansprakelijk voor eventuele gevolgschade bij een gebrekkig product.