Herhaling hoofdstuk 2

Een broek kost bij de H&m €25,-
Bij de Zara kost dezelfde broek €35,-
Hoeveel procent is de Zara duurder dan H&M?
A
20%
B
28%
C
60%
D
40%
1 / 50
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een broek kost bij de H&m €25,-
Bij de Zara kost dezelfde broek €35,-
Hoeveel procent is de Zara duurder dan H&M?
A
20%
B
28%
C
60%
D
40%

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Hoofdstuk 2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 taken van een consumentenorganisatie

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is onjuist?
A
Consumentenorganisaties geven informatie over mijn rechten en plichten als consument
B
Consumentenorganisaties geven partijdige productinformatie
C
Consumentenorganisaties voeren acties bij fabrikanten of de overheid

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen taak van de consumentenorganisatie
A
productinformatie geven
B
informatie over rechten en plichten geven
C
producten aanprijzen
D
acties voeren bij fabrikanten/overheid

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Ketchup komt als slechtste uit de test?
A
Remia
B
Heinz
C
Van Wijngaarden
D
Calvé

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke chips is goedkoper per 100 gram?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bol.com verkoopt een stofzuiger voor € 79,--. Wehkamp voor € 85,--. Hoeveel % is Wehkamp duurder dan bol.com?
A
7,6%
B
7,1%
C
4,5%
D
6,1%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het recht op een "deugdelijk product"
A
Dat je minimaal 1 jaar garantie hebt
B
Dat je minimaal 2 jaar garantie hebt
C
Dat een product niet kapot mag gaan tijdens het gebruik
D
Dat een product bij normaal gebruik een bepaalde tijd mee moet gaan

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een ondeugdelijk product ontvangen van een bedrijf via internet. Het bedrijf wilt zich niet aan de garantieregels houden. Waar kun je dan terecht?
A
De rechter
B
De politie
C
De consumentenbond
D
De geschillencommissie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je koopt online een product via tweedehands.nl
Geldt het consumentenrecht ook voor jou?
A
Ja
B
Nee
C
Dat ligt eraan wat je koopt

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je mag binnen 14 dagen het product terugbrengen naar de winkel
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Producten moeten veilig zijn voor gebruik door de consument
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je wasmachine lekt en ook je vloer beschadigt, kun je de kosten verhalen op de fabrikant.
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je mag een product van meer dan 50 euro dat je aan de deur gekocht hebt annuleren.
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je een huis huurt, zijn alle onderhoudskosten voor de verhuurder
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je een huis koopt, betaal je alleen de verkoopprijs van het huis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je koopt een serie kinderboeken van een verkoper aan de deur. De boeken kosten € 65,-. Je bedenkt je en wil je geld terug na 4 dagen. Via welke wet kun je je geld terugkrijgen?
A
Wet Product-aansprakelijkheid
B
Wet koop op afstand
C
Warenwet
D
Colportagewet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is eigenaar van de sociale huurwoningen?
A
Woningcorporaties
B
De huurders
C
Particuliere huizenbezitters
D
Makelaars

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
bijstand
B
kinderbijslag
C
huurtoeslag
D
inkomstenbelasting

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop.
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kosten horen niet bij 'kosten koper'?
A
ozb belasting
B
overdrachtsbelasting
C
makelaarskosten
D
notariskosten

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste volgorde.
Vraag naar woningen daalt
Stabiele woningmarkt, prijzen stijgen licht
Eigenaren moet huis verkopen 
Huizenprijzen dalen
Economische crisis, veel werkloosheid

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort uitgave is "huur"?
A
Vaste lasten
B
Reserveringen
C
Huishoudelijke uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is sprake van maatschappelijke kosten?
A
groenafval in de groene container stoppen
B
batterijen inleveren bij de supermarkt
C
afval in een natuurgebied opruimen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk bedrag betaal ik aan overdrachtsbelasting?
De woning koop ik voor
€ 450.000
A
€7.520,-
B
€8.800,-
C
€9.000,-
D
€24.450,-

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een lening voor de aankoop van een huis?
A
Hypothecaire lening
B
Huurlening
C
Woz lening
D
Kooplening

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een vorm van milieuschade?
A
Luchtvervuiling
B
Plastic in zee
C
Verbruik van grondstoffen
D
A, B en C zijn allemaal vormen van milieuschade

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat s het consumentenrecht?
A
wetten en regels die jou moeten beschermen als consument
B
wetten er regels die de fabrikant moeten beschermen
C
wetten en regels die de overheid helpt

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Keurmerk 
Consumentenrecht
maatschappelijke kosten
Logo op een product waaraan je kunt zien of het product aan bepaalde eisen voldoet. 
Wetten en regels die consumenten beschermen als ze iets kopen 
De kosten van de schade die niet worden betaald door de veroorzaker, maar door de samenleving

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wet koop op afstand
Wet productaansprakelijkheid
Colportagewet
Consumentenrecht
14 dagen bedenktijd bij online en telefonische aankopen
De fabrikant is aansprakelijk bij (gevolg)schade door een gebrekkig product
 Regels over verkoop aan de deur, thuisverkopen, etc.
Recht op een deugdelijk product

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warenwet
Wet koop op afstand
Colportagewet
Wet product- aansprakelijkheid
Voor veilig voedsel en veilige producten
Rechten bij koop online of via de telefoon
Rechten bij koop aan deur of op straat
Schade ontstaan door een slecht product

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De NVWA controleert op:
A
Hoe lekker het eten is
B
Of je de regels goed naleeft
C
Hoe de uitstraling van het eten is
D
Hoe gezellig het restaurant eruit ziet

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NVWA is de afkorting van
A
Nederlandse vereniging water afname
B
Nederlandse Vereniging Waren Afname
C
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit
D
Nieuwe Vakvereniging Waren Autoriteit

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat ACM voor?
A
Auto consumenten markt
B
Autoriteit consument en markt
C
Auriteit consumenten en marketing
D
All consumer method

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ACM is een overheidsinstelling. Waar ziet de ACM onder andere op toe?
A
Dat bedrijven niet te duur, zodat de consument een eerlijke prijs betaalt.
B
Dat consumentenbelangen worden beschermd en dat bedrijven eerlijk met elkaar concurreren.
C
Dat producentenbelangen worden beschermd.
D
Dat consumentenbelangen worden beschermd.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet een geschillencommissie?
A
Adviseren/ bemiddelen bij een klacht
B
Aanbieden van verzekeringen
C
Gemeenteraad adviseren
D
Uitbetalen van werknemers

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anne heeft haar jas laten stomen. Ze is niet tevreden over het resultaat en ze vraagt om een oordeel van de geschillencommissie waar de stomerij bij is aangesloten. Hoe wordt het geschil door de geschillencommissie opgelost?
De geschillencommissie:
A
Doet een uitspraak waar Anne en de stomerij zich aan moeten houden
B
Geeft Anne een financiële vergoeding
C
Geeft Anne gratis advies

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je verbruikt 3150 kWh per jaar aan elektriciteit en 1670 m3 aan gas.
Hoeveel euro moet je betalen?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een sociale huurwoning?
A
een woning betaald met een lening van de bank
B
een woning met een huur boven de huurgrens
C
een woning voor mensen met een laag inkomen
D
een woning waar je eigenaar van wordt

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen heeft recht op huurtoeslag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zelf een huis gekocht hebt, kan je dan ook huurtoeslag aanvragen?
A
Ja, maar alleen als je aan bepaalde voorwaarden voldoet
B
Nee, dat kan alleen voor huurwoningen
C
Ja, maar dan alleen als je het huis verhuurt
D
Ja natuurlijk.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je huurtoeslag aanvragen?
A
Bij de belangstingdienst
B
Bij de gemeente
C
Bij de woningbouwvereniging
D
Bij de makelaar

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woningen met een lage huur, noem je
A
Vrije sector woningen
B
Lage huur woningen
C
Sociale huurwoningen
D
B- woningen

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale huurwoningen
commerciële huurwoningen
Maximum huurprijs
Kans op huurtoeslag
Ruimere regels vanuit de overheid
Maandelijkse huur van € 720,-
Gebruik kunnen maken van de huurcommissie
Huurprijs op basis van puntensysteem
Maximale huursverhoging
Geschikt voor tijdelijke verhuur
Ruimere keuze in woningen

Slide 48 - Sleepvraag

A= dit wordt bepaald door het puntensysteem

B= Voor sociale huurwoningen geldt een inkomensgrens. Kom je hier boven dan val je automatisch buiten de groep die kans maakt op huurtoeslag.

C= Voor het verhuren van een sociale huurwoning zitten meer regels en grenzen aan dan bij commerciële huurwoningen.

D= De sociale huurgrens ligt op € 710,68

E=Bij commerciële huurwoningen moet je naar de rechtbank bij onenigheid

F= Dit geeft de kwaliteit van de huurwoning weer in punten op basis van opp, sanitair etc.

G= De stijging is afhankelijk van het inkomen en wordt beperkt bij commerciële huurwoningen mag de verhuurder zelf weten hoe hoog de verhoging wordt.

H= Vaak wordt de kans op een woning bij sociale verhuur gebaseerd op de lengte van inschrijving in combi met je inkomen. Tijdelijke verhuur is dus niet mogelijk.

I= Dit is bij de vrije sector meer van toepassing. Hierbij kan je ook kiezen voor een mooie afwerking, extra luxe keuken etc.

ozb is de afkorting van:
A
onze zwarte baas
B
onder zeven bomen
C
onroerendezaakbelasting
D
onroerendezaagbelasting

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je je nog meer voorbereiden?
- Maak de herhalingsopdrachten uit het boek
- Maak de rekenopdrachten uit het boek
- Lees de blauwe en groene stukken tekst
- Wil je deze LessonUp nog een keer maken, doe dit dan 
door op te gaan staan, rechtermuisknop klikken 
en dan incognito/private modus want dan kun je dit
vaker oefenen zonder dat de antwoorden ingevuld staan

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies