17.5 Evolutie en soortsvorming [H5 Herhaling]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Je kan of zelfstandig bezig gaan met de les. Je verlaat dan deze LessonUp.
De LessonUp die je kan maken staat geüpload in onze klaspagina

Of je doet klassikaal mee. Je blijft dan in deze LessonUp



Huiswerk = toetsvragen 17.5 + basiskennisvragen 17.6

Slide 2 - Tekstslide

Soortvorming is voltooid als ....
A
.. er meerdere rassen zijn ontstaan
B
.. de twee groepen niet meer op elkaar lijken
C
.. de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten
D
.. kruising van de twee groepen onvruchtbare nakomelingen geeft

Slide 3 - Quizvraag

Hoe weet je de verwantschap tussen twee soorten?
A
Dat zie je aan het eerste woord, de soortnaam
B
Dat zie je aan het eerste woord, de geslachtsnaam
C
Dat zie aan het tweede woord, de soortnaam
D
Dat zie je aan het tweede woord, de geslachtsnaam

Slide 4 - Quizvraag

De vleugel van een insect en de vleugel van een vogel zijn .... organen, zij hebben dezelfde ...
A
Analoge, Bouw
B
Analoge, Functie
C
Homologe, Bouw
D
Homologe, Functie

Slide 5 - Quizvraag

Evolutie is niets anders dan een opeenstapeling van toevallige mutaties in het DNA die voordelig zijn voor de fitness van een individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
D
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, via survival of the fittest, met de mens als einddoel

Slide 7 - Quizvraag

Genotype en fenotype
A
Genotype - de eigenschappen die in je DNA vaststaan Fenotype - welke eigenschappen tot uiting komen
B
Fenotype - de eigenschappen die in je DNA vaststaan Genotype - welke eigenschappen tot uiting komen

Slide 8 - Quizvraag

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en    ..........................       van soorten
Bij evolutie speelt ook  de     ..................................   in het genotype bij een soort een rol.
                        In elk soort komen in het genotype  ................................     verschillen voor. 

Soms is zo'n verschil handig om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

verandering

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 9 - Sleepvraag

Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar

1. Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.

2. De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.

Slide 10 - Tekstslide

Zijn de volgende uitspraken waar/niet waar?
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar

Slide 11 - Quizvraag


Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 13 - Open vraag

                                                                                                  De evolutie theorie in het kort: (kies 7 van de 10 opties)

Nieuwe genotypen ontstaat bij ................................   voortplanting.
Daardoor is het genotype van individuen van dezelfde soort 
......................................... precies hetzelfde.
De eigenschappen van individuen van één soort zijn daardoor net iets verschillend.


Eigenschappen waardoor een individu een grotere overlevingskans heeft, 
worden ...................................... doorgegeven aan nakomelingen. 


Wanneer populaties van één soort worden gescheiden spreken we
van ........................................ . Ze passen zich eventueel aan en veranderen, uiteindelijk
kunnen ze niet meer met elkaar voortplanten.


Dit gaat over uitgangspunt: 
Dit gaat over uitgangspunt: 
Dit gaat over uitgangspunt: 
geslachtelijke
celdeling
altijd
nooit
minder vaak
vaker
isolatie
natuurlijke selectie
variatie in genotype
ontstaan van nieuwe soorten

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Verklaar dat dit nog niet betekent dat de Yangtze-variant een aparte soort is

Slide 16 - Open vraag

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Typ je antwoord in word en kopieer deze zo dadelijk in de slide

Slide 17 - Tekstslide

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Slide 18 - Open vraag

Zo'n twintig procent van de teken in Nederland is geïnfecteerd met de borrelia-bacteri (Borrelia burgdorferi) en kan deze bacterie overbrengen op mensen. De bacterie is de veroorzaker van de ziekte van Lyme. Mensen met deze ziekte hebben vaak last van vermoeidheid en gewrichtsproblemen. Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteristammen ontstaan.
Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente bacteriestam kan ontstaan.

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk
Maak de toetsvragen van 17.5 (vraag 1 en 2 niet)
Maak de basiskennisvragen van 17.6


Klaar? Ga naar de volgende link en begin met oefenen https://biologiepagina.nl/Havo5/N10Evolutie/Oefenen.htm

Slide 20 - Tekstslide