Poëzie 2kgt H.3 NN5

Poëzie 2 kgt H.3 NN5
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Poëzie 2 kgt H.3 NN5

Slide 1 - Tekstslide

Deze les: 
  • we gaan kennismaken met gedichten.
  • we gaan gedichten lezen
  • we proberen gedichten te verklaren 
  • we gaan gedichten schrijven! 

Slide 2 - Tekstslide



1. Welke woorden rijmen op elkaar?
2. Kan je het gedicht voorlezen?
3. Probeer het nu eens te laten klinken als een rap

Slide 3 - Tekstslide


Wat is poëzie? 

Slide 4 - Woordweb

Poëzie is... 
op een leuke, mooie, bijzondere manier vertellen wat je denkt, voelt of zomaar verzint. 
Iets moeilijker uitgelegd: Poëzie is een taaluiting met een grote nadruk op vorm, klank en beeldspraak. 

Slide 5 - Tekstslide

Wie leest er wel eens poëzie?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is eindrijm?
Wat is beginrijm?
Wat is klankrijm?
Wat is oogrijm? 
Het lijkt alsof woorden op elkaar rijmen tót je ze probeert hardop uit te spreken. 
Diverse woorden in het gedicht hebben lettergrepen met dezelfde klank
De laatste woorden van de regels rijmen op elkaar
Veel woorden in het gedicht starten met dezelfde letter

Slide 7 - Sleepvraag

Opdracht 3:
1.  Noteer alle woorden die beginnen met sl-
2.  Noteer alle woorden die beginnen met een h. 
3.  Hoe heet het rijm dat in dit gedicht wordt gebruikt?
4a. Verzin nog min. 3 woorden met sl-
4b. Verzin ook 3 woorden die zouden         passen met een h-
5. Lees het gedicht: Wat zijn volgens jou de ogen van een huis?
6. Wat is de betekenis van strofe 3 en 4?

Slide 8 - Tekstslide

Uitwerkingen opdracht 3: 

1.  slak - slome - slijmerd - slot -  slentert - slak
2. huis (2x) - hol - heeft - haast - het - houd - huizen - holt
3. beginrijm
4.. bijvoorbeeld: sleutel - slang - slager - sluw - slim - sleepauto
5. bijvoorbeeld: hoog - haar - heuvel - huisdeur - houten 
6. De ogen van het huis zijn waarschijnlijk de ogen (die je kan sluiten met wimpers van rolgordijnen/ jaloezieën of gordijnen)
7. De betekenis  van strofe 3 en 4: Ik hou van een rustig leven met een traag en vaststaand ritme. Relax. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4: 
1. Welk rijm wordt in dit gedicht het meest gebruikt? 

2. Noem 3 voorbeelden uit het gedicht van deze vorm van rijm.

3. Wat vindt de ik-vorm van de scheidsrechter in het gedicht?  Noem alle kenmerken. 

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4:

1. In dit gedicht gebruiken ze vooral oogrijm

2. bavel - gravel                   dakket - racket
    dame - game                  dame - game
    vaseline - baseline         want - backhand
    grove - fifteen-love        trage - advantage
    onheuse - deuce            fiere - umpire
    onkiese - service
    
3. De ik-vorm vindt de scheidsrechter fier, maar 
    ook partijdig, blind, traag en een  ouwe zak. 
   

Slide 11 - Tekstslide

Eindopdracht   (mag in tweetallen)
Typ het gedicht mooi uit en plaats het op een toepasselijke achtergrond. Print het uit of mail het via Magister vóór de volgende les! 
We hangen de gedichten op in de klas!

Slide 12 - Tekstslide

Afronding: 
  • Welke 4 dichtvormen hebben we nu geleerd? 
  • Welke vorm spreekt jou het meest aan en waarom?
  • Welke vorm heb je gebruikt voor je gedicht? 

Wat vond je van deze les? Wat vind je van poëzie?

Vooruitblik: 
  • De volgende les gaan we de gedichten die jullie gemaakt hebben bespreken. 
  • De daaropvolgende les gaan we weer verder met een nieuwe gedichtenles. 

Slide 13 - Tekstslide