Werkwoord spelling TT, VT en voltooid deelwoord
Johan heeft vandaag hard .... (werken)
A
werkt
B
gewerkd
C
werkte
D
gewerkt
1 / 10
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Johan heeft vandaag hard .... (werken)
A
werkt
B
gewerkd
C
werkte
D
gewerkt
Slide 1 - Quizvraag
Gisteren ...... (haasten) ik mij naar de bus.
A
haasten
B
haastte
C
haaste
D
haastten
Slide 2 - Quizvraag
Het was erg koud buiten. Het .....(vriezen) dat het kraakte.
A
vriest
B
vriesde
C
vroor
D
vroorde
Slide 3 - Quizvraag
De .... (lopen) route was erg mooi.
A
gelopen
B
gelope
C
gelooppe
D
gelopene
Slide 4 - Quizvraag
Ik (herinneren) mij gisteren dat ik mijn huiswerk was vergeten.
A
herinner
B
herinnerde
C
herinnerte
D
herinnerend
Slide 5 - Quizvraag
Gisteren (bestrijden) ik de zilvervisjes in de schuur.
A
bestreed
B
bestrijden
C
bestrijdde
D
bestrijde
Slide 6 - Quizvraag
Hij (veroveren) het laatste snoepje.
(t.t.)
(t.t.)
A
veroverd
B
verovert
C
veroverde
D
veroverdt
Slide 7 - Quizvraag
Wij (fietsen) langs een lange rivier.
(v.t.)
(v.t.)
A
fietsten
B
fietstten
C
fietsen
D
fietste
Slide 8 - Quizvraag
De (verslijten) broeken geef ik aan mijn neefje.
A
verslijtte
B
verslijten
C
versleten
D
versleetten
Slide 9 - Quizvraag
De familie (verrassen) de jarige.
(v.t.)
(v.t.)
A
verrasde
B
verrastte
C
verraste
D
verrasten
