Les 16 H20 niet gedaan

Les 16 H20
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 16 H20

Slide 1 - Tekstslide

Programma

1. Inleiding - economische groei
2. Uitleg
3. Aan de slag
4. Toets
5. Slot

Lesdoelen:
  • Waar komt economische groei vandaan?
  • Antwoord: productiefactoren!

Slide 2 - Tekstslide

extra les?
  • di 3e/4e of 6e uur?

Slide 3 - Tekstslide

Groei in een economie
Groei is gerelateerd aan productiefactoren
Productiefactoren produceren zaken.
Meer productiefactoren gebruikt >> groei.
  • Arbeid (immigratie of geboortegolf)
  • Kapitaal: in de zin van kapitaalgoederen (computers, fabrieken, etc,). Let op: geld is niet productief.
  • Natuur (bijv. olie, gasbellen, schaliegas, zonne-energie, water)
  • Ondernemerschap (slim investeren)

Slide 4 - Tekstslide

Groei in een economie
Hoe meer Natuur in Nederland?

Natuur levert:
bomen, weilanden, landbouw, maar ook grondstoffen (ijzer, gas, olie, rubber, metalen, etc.)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Kun je nu de link leggen tussen
  • natuur en economische groei
  • ondernemerschap en economische groei
  • 3D printers met grondstof uit oude producten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Arbeidsproductiviteit
(arbeid meer laten renderen)
Arbeidsproductiviteit (apt): hoeveel kan een arbeider maken in 1 jaar.

Apt: neemt dit toe, wat dan?
  1. Totale productie in een land blijft gelijk: apt stijging zorgt voor werkloosheid. In de praktijk zie je dat mensen door machines en robots worden vervangen.
  2. Aantal werkenden blijft gelijk: groei!
  3. Let op: apt kan ook stijgen dankzij werkloosheid

Slide 10 - Tekstslide

Als de apt stijgt dalen loonkosten per eenheid product. Jouw land wordt competitiever!

Slide 11 - Tekstslide

aan de slag
samen: 20.16 en 20.17

zelf (alleen) 20.12.20.14 en 20.15


Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp toets




H17, H18, H19 en H20

    Slide 13 - Tekstslide

    Het schoolexamen

    • Toets duurt 2 lesuren. Hard doorwerken, misschien is het moeilijk om helemaal af te krijgen (je zult dan moeten kiezen welke opgave je wel of niet doet).

    • Rekenmachine mee (let op geen grafische rekenmachine)
    • Potlood, gum, geodriehoek en pen mee.
    • Woordenboek mag mee!

      Slide 14 - Tekstslide

      Hoofdstuk 17 (BBP)
      • Wat is productie? (toevoegen van waarde)
      • Toegevoegde waarde: omzet min intermediair verbruik
      • Toegevoegde waarde is de beloning van de productiefactoren.
      • Toegevoegde waarde is niet hetzelfde als winst. Je kunt ook verlies hebben en waarde toevoegen.
      • Optelsom TW'e = BBP
      • Hoe ga je van BBP naar Y (Nationaal inkomen, ofwel NNP/NNI)
      • BBP per capita, welvaartsmaatstaf.
      • Informele economie niet in BBP (legaal deel is grijs, illegaal deel is zwart)
      • Welvaart in enge en ruime zin (incl externe effecten).

      Slide 15 - Tekstslide

      Hoofdstuk 17 (BBP)
      Tips:
      • figuur  17.7 bestuderen
      • bereken de tw'e van een onderneming

      • Invulvraag: Als de productie in een land toeneemt, neemt ook …(1)… van dat land toe.
      • Voor (1) kies je dan een woord (keuze uit drie woorden)

      Slide 16 - Tekstslide

      Hoofdstuk 18 (nationale rekeneningen)
      Hoe lopen de geldstromen in de economie?
      • Uitgaven van de een zijn de inkomsten van de ander
      • Y = C + S + B (inkomen), dit inkomen krijg je van ondernemingen en de overheid (ambtenarensalarissen en niet de uitkeringen ofwel secundair inkomen)
      • Y = C + I + O + (E-M) (uitgaven of bestedingen)
      • I bruto = I netto + I verv   >> I verv = afschrijvingen
      • Kringloopschema (figuur 18.10) begrijpen
      • pagina 71 is belangrijk  en figuur 18.5
      • (S-I) + (B-O) = (E-M)    ofwel
      • (S-I) + (B-O)  - (E-M) = 0   ofwel
      • (S-I) + (B-O) + (M-E) = 0

      Slide 17 - Tekstslide

      Hoofdstuk 19 (Lorenzcurve, belastingen en belastingsystemen)
      • Wat is de lorenzcurve? Hoe maak je een lorenzcurve en hoe lees je hem af?
      • primaire en secundaire inkomstenverdeling
      • Verschillende belastingstelsels (proportioneel, progressief, degressief).
      • Let op progressief is niet meer inkomen meer belasting, maar meer inkomen hoe RELATIEF meer belasting. De belastingdruk stijgt als het inkomen stijgt. Degressief is omgekeerde.
      • Verschil aftrekpost en heffingskorting.
      • Je moet belasting berekenen van iemand aan de hand van schijven en met aftrekpost of heffingskorting rekening te houden.
      • aftrekpost verlaagt het belastbaar inkomen (niet 1 op 1 maar aan de hand van de schijftarieven)
      • heffingskorting verlaagt het te betalen bedrag aan belasting (1 op 1)

      Slide 18 - Tekstslide

      Hoofdstuk 20
      • Economische groei: reeel of nominaal
      • per capita?
      • Berekenen de economische reeele groei per capita


      • Groeifactoren
      • Productiefactoren
      • APT (arbeidsproductiviteit) en ontwikkeling werkgelegenheid

      Slide 19 - Tekstslide

      slot
      Wat heb je geleerd?


      Slide 20 - Tekstslide