Spreekwoorden en spellingsregels

Spreekwoorden en spellingsregels
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden en spellingsregels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je spreekwoorden herkennen en toepassen, en kun je spellingsregels toepassen bij het schrijven van woorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over spreekwoorden en spellingsregels?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn spreekwoorden?
Spreekwoorden zijn uitdrukkingen die een bekende waarheid of wijsheid bevatten.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van spreekwoorden
1. 'De appel valt niet ver van de boom.'
2. 'Wie het eerst komt, wie het eerst maalt.'
3. 'Beter laat dan nooit.'

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevragen - Welk spreekwoord is dit?
1. Iemand met de gebakken peren zitten.
2. In de aap gelogeerd zijn.
3. De kat uit de boom kijken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn spellingsregels?
Spellingsregels zijn regels die bepalen hoe woorden correct geschreven worden in de Nederlandse taal.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld spellingsregel
De 'd' of 't' aan het einde van een werkwoord in de verleden tijd: 1. Ik werkte.
2. Hij liep.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevragen - Welke spellingsregel is dit?
1. De 'd' of 't' aan het einde van een werkwoord in de verleden tijd.
2. Woorden met een 'ei' of 'ij'.
3. Verkleinwoorden met '-tje'.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening - Herken het spreekwoord
1. De beste stuurlui staan aan wal.
2. De aanhouder wint.
3. Een appeltje voor de dorst.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening - Kies de juiste spelling
1. Ik werkte / werkt gisteren.
2. We hebben / heb een leuke tijd gehad.
3. Hij loopt / loop naar school.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassing - Maak zelf een spreekwoord
Verzin een spreekwoord en schrijf het op.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassing - Schrijf een zin met de juiste spelling
Geef de studenten een zin en vraag hen om de juiste spelling toe te passen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Spreekwoorden bevatten bekende waarheden of wijsheden. Spellingsregels helpen bij het correct schrijven van woorden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectievraag
Wat heb je vandaag geleerd over spreekwoorden en spellingsregels?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en antwoorden
Geef de studenten de mogelijkheid om vragen te stellen en beantwoord deze.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
Geef de studenten een evaluatieformulier om hun begrip van de les en hun feedback te beoordelen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.