Spreekwoorden

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Spreekwoorden
en 
uitdrukkingen

Slide 2 - Tekstslide

Welke spreekwoorden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoord: korte en krachtige vaste uitdrukking met een algemene waarheid of wijsheid
Voorbeeld: `
Een bekend spreekwoord is 'de laatste loodjes wegen het zwaarst' en dat betekent dat het laatste gedeelte van iets het moeilijkst is.`

Gezegde: vaste reeks woorden met een vaste betekenis
Voorbeeld: `Een voorbeeld van een gezegde is 'met hart en ziel'.`

Uitdrukking: combinatie van woorden die samen een eigen, soms figuurlijke, betekenis hebben
Voorbeeld: `'Je laatste adem uitblazen' is een uitdrukking die in veel talen wordt gebruikt in de betekenis van 'sterven'.`






Slide 4 - Tekstslide


Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Honger is een scherp zwaard.

timer
1:00

Slide 5 - Open vraag


Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Ieder huisje heeft zijn kruisje.

timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Hoge bomen vangen veel wind.
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Schrijf twee of drie spreekwoorden/ uitdrukkingen op met dieren.
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Maak de volgende zin af:

achter de wolken....
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

de beste stuurlui
A
geven antwoord
B
staan op de boot
C
staan aan wal
D
weten het meest

Slide 12 - Quizvraag

iemand iets op de mouw ...
A
breien
B
haken
C
spelden
D
borduren

Slide 13 - Quizvraag

tegen het zere...
A
hoofd slaan
B
teentje trappen
C
deel lopen
D
been schoppen

Slide 14 - Quizvraag

zoals het klokje...
A
bij oma klinkt , klinkt het nergens
B
thuis tikt, tikt het nergens
C
slaat, slaat het nergens
D
het uur slaat, slaat het nergens

Slide 15 - Quizvraag

met lange....
A
voeten lopen
B
armen iets pakken
C
haren naar de kapper
D
tanden eten

Slide 16 - Quizvraag

over koetjes....
A
en varkens praten
B
en lammetjes praten
C
en kalfjes praten
D
en biggetjes praten

Slide 17 - Quizvraag

honger maakt...
A
zuurkool lekker
B
rauwe bonen zoet
C
doperwten groen
D
sperziebonen gaar

Slide 18 - Quizvraag

Veel gemaakte fouten
1. 'Het escaleert echt volledig uit de hand'
Wanneer iets compleet misgaat dan escaleert het óf loopt het uit de hand.
2. 'De aandeelhouder wint'
Nee, de aandeelhouder wint niet, maar de aanhouder wint.
3. 'Wat een saaie bedoeling'
Ook dit is niet juist, het is saaie bedoening. Bedoeling houdt in: ‘doel’ of ‘intentie’, bedoening betekent ‘toestand’ of ‘gang van zaken’.
4. 'Ik irriteer me hier écht aan'
Waar wij ons dus enorm irriteren... No, wrong! Je kunt je niet ergens aan irriteren, je ergert je aan iets of het irriteert je.
5. 'Bijgesloten vindt u mijn cv'
Oeps, heb jij dit ook weleens verstuurd tijdens het solliciteren? Doe maar niet... Het woord ‘bijgesloten’ is namelijk een contaminatie van ´bijgevoegd’ en ‘ingesloten’.
6. 'Een routebeschrijving is bij deze brief bijgevoegd'
Nee, een routebeschrijving is bij deze brief gevoegd of een routebeschrijving is bijgevoegd, niet bij deze brief bijgevoegd.





Slide 19 - Tekstslide

Veel gemaakte fouten
7. 'Zij maakt onderdeel uit van…'
Nog een fout die heel vaak gemaakt wordt... Je bent onderdeel van iets of je maakt deel uit van iets.
8. 'Zij weegt véél te zwaar'
Hij weegt veel’ óf ‘hij is zwaar’
9. 'Ik moet nog even mijn verslag uitprinten'
Oeps, zeg jij dit ook altijd op school of op de werkvloer? Dit woord is dus ontstaan uit een samentrekking van 'uitdraaien' en 'printen', uitprinten is dus eigenlijk fout.
10. 'Mond-op-mond-reclame werkt voor mijn bedrijf erg goed'
Het schijnt dat deze vreemde term tegenwoordig ook is goedgekeurd, maar het is dus eigenlijk mond-tot-mond-reclame.
11. Het ging fout, dus het moet overnieuw'
Ai, nog zo'n fout die we dagelijks horen. Je doet iets opnieuw of je gaat overdoen.
12. 'Ik ga de mascara gelijk uittesten'
Nee, je gaat de mascara testen of uitproberen.








Slide 20 - Tekstslide

Afronding
Online opdrachten via Studiemeter.nl

Nog vragen/opmerkingen? Blijf dan hangen.

Slide 21 - Tekstslide