Aan de tand voelen (=onderzoeken - ondervragen)
De tanden laten zien (=fel verdedigen/laten zien dat men niet bang is)
Haar op de tanden hebben (=van zich af kunnen bijten)
Iemand aan de tand voelen (=op strenge manier ondervragen)
Met de mond vol tanden staan (=versteld staan/niet weten wat te zeggen)
Op zijn tandvlees lopen (=zijn laatste krachten gebruiken/totale uitputting)
Ergens de tanden inzetten (=vasthoudend zijn/niet snel opgeven)
Zich met hand en tand verzetten (=zich heftig verzetten)