D2 / W2 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Welkom in de les!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les!

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica woordoorten
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden benoemen in een zin.
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf goed gebruiken in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
me=pers, jullie=bez je=pers
B
me=bez, jullie=pers je=bez
C
me=pers, jullie=pers je=bez
D
me=bez, jullie=bez me=bez

Slide 5 - Quizvraag

Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez iedereen=pers
B
mijn=bez zijn=bez
C
mijn=bez, iedereen=pers, zijn=bez
D
mijn=bez zijn=zww

Slide 6 - Quizvraag

Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
jou=pers, jullie=pers jouw=bez
B
jou=pers, jullie=bez jouw=bez
C
jou=bez, jullie=pers jouw=bez
D
jou=bez, jullie=bez jouw=bez

Slide 7 - Quizvraag

Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez mij=pers
B
haar=pers mij=bez
C
haar=pers mij=pers
D
haar=bez mij=bez

Slide 8 - Quizvraag

hen of hun?
"hun" als persoonlijk voornaamwoord gebruik je bij een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel; in alle andere gevallen gebruik je "hen" als persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Maar: Zij geeft hun hun hen.

Slide 10 - Tekstslide

Zij geeft hun hen aan hen.
hun-hen-aan-hen=
A
bez-zn-vz-zn
B
pers-bez-vz-pers
C
bez-pers-vz-pers
D
bez-zn-vz-pers

Slide 11 - Quizvraag

Zij geeft hun hun hen.
hun-hun-hen=
A
bez-pers-pers
B
pers-bez-pers
C
pers-bez-zn
D
bez-pers-zn

Slide 12 - Quizvraag

Zij geven hun Hun hun hen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zij geven hun Hun hun hen.
hun-Hun-hun-hen=
A
pers-zn-bez-pers
B
bez-zn-pers-zn
C
bez-zn-bez-zn
D
bez-pers-bez-bez

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Hun is nooit onderwerpsvorm!

Slide 17 - Tekstslide

Zullen wij hun deze som even uitleggen?
zullen-wij-hun-som=
A
zww-pers-bez-zn
B
hww-pers-bez-zn
C
hww-pers-pers-zn
D
zww-pers-pers-zn

Slide 18 - Quizvraag

Dat zusje van haar is zo irritant!
dat - haar - irritant
A
aanw - bez- bn
B
blw - bez - zn
C
aanw - pers - bn
D
blw - pers - zn

Slide 19 - Quizvraag

Hij was niet aanwezig op het feest van zijn Franse geliefde.
hij-van-zijn-Franse
A
pers-vz-bez-zn
B
zn-vz-bez-zn
C
zn-vz-bez-bn
D
pers-vz-bez-bn

Slide 20 - Quizvraag

Welke kapper heeft voor haar al die kraaltjes in haar haar gevlochten?

heeft - 1e haar - 2e haar - 3e haar
A
zww-pers-bez-pers
B
zww-pers-bez-zn
C
hww-pers-bez-pers
D
hww-pers-bez-zn

Slide 21 - Quizvraag