In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom in de les!
Slide 1 - Tekstslide
Grammatica woordoorten
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden benoemen in een zin.
Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf goed gebruiken in een zin.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
me=pers
jullie=bez
je=pers
B
me=bez
jullie=pers
je=bez
C
me=pers
jullie=pers
je=bez
D
me=bez
jullie=bez
me=bez
Slide 5 - Quizvraag
Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez
iedereen=pers
B
mijn=bez
zijn=bez
C
mijn=bez
iedereen=pers
zijn=bez
D
mijn=bez
zijn=zww
Slide 6 - Quizvraag
Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
jou=pers
jullie=pers
jouw=bez
B
jou=pers
jullie=bez
jouw=bez
C
jou=bez
jullie=pers
jouw=bez
D
jou=bez
jullie=bez
jouw=bez
Slide 7 - Quizvraag
Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez
mij=pers
B
haar=pers
mij=bez
C
haar=pers
mij=pers
D
haar=bez
mij=bez
Slide 8 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het ZN waar het bij hoort, maar soms staat er tussen Bez. vnw en ZN nog een BVN:
mijn school (zn), ons huis (zn), zijn mooiste (bn) cd (zn)
Slide 9 - Tekstslide
In woordgroepen als
die school van mij,dat huis van ons, en die mooie cd van hem
zijn de onderstreepte woorden persoonlijke voornaamwoorden.
Slide 10 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 11 - Tekstslide
Let op!
'Hun' is nooit onderwerp, ook al wordt dit tegenwoordig in gesproken taal vaak gebruikt. 'Hun gaan vanmiddag fietsen' is dus fout!
'Hun' gebruiken we als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: Ik heb hun het boek gegeven.
'Hen' gebruiken we in alle andere gevallen, maar voor dieren en dingen gebruiken we 'ze'. Voorbeelden:
Ik heb het boek aan hen gegeven.
Vorige week heb ik hen voor het eerst ontmoet.
Kijk die twee katten daar leuk spelen! Zie je ze?
Slide 12 - Tekstslide
hen of hun?
"hun" als persoonlijk voornaamwoord gebruik je bij een MV zonder voorzetsel; in alle andere gevallen gebruik je "hen" als persoonlijk voornaamwoord
Slide 13 - Tekstslide
Maar: Zij geeft hun hun hen.
Slide 14 - Tekstslide
Zij geeft hun hen aan hen. hun-hen-aan-hen=
A
bez-zn-vz-zn
B
pers-bez-vz-pers
C
bez-pers-vz-pers
D
bez-zn-vz-pers
Slide 15 - Quizvraag
Zij geeft hun hun hen. hun-hun-hen=
A
bez-pers-pers
B
pers-bez-pers
C
pers-bez-zn
D
bez-pers-zn
Slide 16 - Quizvraag
Zij geven hun Hun hun hen.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Zij geven hun Hun hun hen. hun-Hun-hun-hen=
A
pers-zn-bez-pers
B
bez-eig-pers-zn
C
bez-eig-bez-zn
D
bez-eig-bez-eig
Slide 19 - Quizvraag
Hun is nooit onderwerpsvorm!
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Zullen wij hun deze som even uitleggen? zullen-wij-hun-som=
A
zww-pers-bez-zn
B
hww-pers-bez-eig
C
hww-pers-pers-zn
D
kop-pers-pers-zn
Slide 22 - Quizvraag
Dat zusje van haar is zo irritant! haar-is-irritant
A
bez-kop-bn
B
bez-hww-bn
C
pers-kop-bn
D
pers-kop-zn
Slide 23 - Quizvraag
Hij was niet aanwezig op het feest van zijn Franse geliefde. hij-was-zijn-Franse
A
pers-zww-bez-eig
B
zn-zww-bez-eig
C
pers-kop-bez-eig
D
pers-kop-bez-bn
Slide 24 - Quizvraag
Welke kapper heeft voor haar al die kraaltjes in haar haar gevlochten? heeft-1e haar-2e haar-3e haar=