H1.3 Egypte en de Nijl

1.3 | Egypte en de Nijl

Blz. 33 t/m 34
Opdrachten 1 t/m 5
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 | Egypte en de Nijl

Blz. 33 t/m 34
Opdrachten 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen hoe irrigatielandbouw langs de Nijl werkte.
Op de oevers van de Nijl was de grond heel vruchtbaar, doordat elke zomer de rivier overstroomde en een vruchtbaar laagje slib (modder) meenam. Nadat het water was gezakt, bleef het vruchtbare slib liggen. De Egyptenaren verbouwden op de drooggevallen grond hun gewassen, zoals graan en bonen.
Om het hele jaar voldoende water te hebben, legden de Egyptenaren kanaaltjes, dijken en waterbekkens aan. De kanalen bevloeiden de akkers die wat verder van de Nijl lagen. Dijken voorkwamen dat al het water terugstroomde naar de Nijl en in waterbekkens werd water opgeslagen. Op deze manier hadden de Egyptenaren toch water voor hun akkers. Deze manier van landbouw heet irrigatielandbouw.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

1. 9 vragen over Egypte (lesson-up)
2. nakijken gemaakte opdrachten (1 t/m 5)
2. Kort filmpje over de Nijl.
3. Opschrijven huiswerk in planagenda.

Slide 3 - Tekstslide

De Nijl was van levensbelang want de rest van Egypte was......
A
Woestijn
B
Onbewoond
C
Vruchtbaar
D
Bergachtig

Slide 4 - Quizvraag

Wat liet de Nijl achter NA een overstroming?
A
Slib
B
Klei
C
Plastic
D
graan

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zou het land Egypte zonder de Nijl niet bestaan?
A
In de Nijl wordt goud gevonden
B
De Nijl voorziet Egypte van water en voedsel
C
Zonder de Nijl kan er niet gehandeld worden
D
In de Nijl leven nijlpaarden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de irrigatielandbouw?
A
Het water geven van de Nijl
B
Een systeem met kanalen en dijkjes om het water te verspreiden
C
Het bestuur van de Egyptische samenleving
D
De ontwikkeling van de landbouw in Egypte

Slide 7 - Quizvraag


Egypte was een:
A
Industriële samenleving
B
Landbouwsamenleving
C
Landbouw-stedelijke samenleving
D
Stedelijke samenleving

Slide 8 - Quizvraag

In Egypte ontstonden voedseloverschotten door?
A
De bevolkingsgroei.
B
Vruchtbare slib en goede landbouwmethoden.
C
Irrigatielandbouw en goed beheer ervan.
D
Vruchtbare slib en irrigatielandbouw.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de bekendste rivier in Egypte?
A
De Tigris
B
De Eufraat
C
De Nijl
D
De Rijn

Slide 10 - Quizvraag

Wat is handel?
A
Geld geven zodat iemand anders wat kan kopen.
B
Iets krijgen om daarna weer weg te geven.
C
Iets kopen om het daarna weg te geven.
D
Iets kopen om het daarna voor meer geld te verkopen.

Slide 11 - Quizvraag

Wie was de leider van Egypte?
A
De rijkste van de stad
B
De belangrijkste god
C
De mummie
D
De farao

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide


1. De laptop maak je dicht.
2. De laptop berg je op in de tas.
3. Pak je werkboek voor je.
4. Neem blz. 33 en 34 voor je.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1
Gebruik bron 1.
Was er in Egypte veel of weinig vruchtbare grond? Leg je antwoord uit.
  • Er was weinig vruchtbare grond. Alleen het groene gebied was vruchtbaar.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2
Maak de tekst kloppend.
Thebe en Memphis waren belangrijke steden in Egypte. Er woonden boeren, maar ook mensen met andere beroepen, zoals schrijvers, bakkers en timmerlieden. Deze mensen verbouwden ook / niet hun eigen voedsel. Zij waren dus wel / niet afhankelijk van de boeren.
Egyptische boeren hadden dus meer voedsel dan ze zelf opaten / niet genoeg voedsel om zichzelf te voeden. Zij zorgden voor meer / minder voedsel dan de jagers-verzamelaars.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 3
Lees de leertekst ‘Landbouw langs de Nijl’.
Schrijf kort op wat de volgende woorden betekenen.
Vruchtbare grond:
  • grond waarop planten goed groeien
Slib:
  • modder
Gewas:
  • soort plant (zoals graan) die boeren verbouwen
 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4
Welk voedsel was er in de buurt van de Nijl?
Voedsel om op te jagen:
  • vissen en vogels
Voedsel om te verzamelen:
  • dadels, vijgen, druiven en amandelen

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Gebruik bron 2 en 3. De Egyptenaren kenden drie seizoenen.
Zet bij de plaatjes in bron 3 de juiste namen van de seizoenen. Kies uit: oogsttijd •
overstromingstijd • zaaitijd.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 5b
Gebruik de leertekst ‘Landbouw langs de Nijl’. De Egyptenaren gebruikten een aantal middelen om water op de akkers te krijgen. Waarvoor dienden de volgende
middelen? Maak de juiste combinaties.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 5
c.
Wat was een voordeel van irrigatielandbouw?
  • Boeren hadden het hele jaar voldoende water voor hun akkers.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Noteer in je agenda

Hfd-1.
3. Egypte en de Nijl 
lezen blz. 35 t/m 39
maken opdrachten 6 t/m 13 (13 maak je online)

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 35)
  • Je kunt uitleggen dat irrigatielandbouw leidde tot het ontstaan van handel, steden en een staat.
1. Er ontstonden nieuwe beroepen. De akkers leverden door de irrigatielandbouw meer
voedsel op dan de mensen nodig hadden. Daardoor hoefde niet langer iedereen als
boer te werken en zijn eigen voedsel te verbouwen.
2. Er ontstond handel. Ambachtslieden ruilden bijvoorbeeld hun producten tegen
voedsel of andere spullen die zij nodig hadden.
3. Er ontstonden steden. In sommige dorpen gingen veel ambachtslieden en handelaren
wonen. Die dorpen groeiden uit tot steden waar duizenden mensen woonden.
4. In de steden was een bestuur nodig. Dat is een groep mensen die plannen en regels
maakt en taken verdeelt.

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 35)
Je kunt uitleggen dat irrigatielandbouw leidde tot het ontstaan van handel, steden en een staat.

5. Ambachtslieden deden veel nieuwe uitvindingen, zoals het wiel en de ploeg.
Rond 3100 v.C. gingen de Egyptenaren een schrift gebruiken om regels op te schrijven en om de belastingen bij te houden.
6. Sommige steden werden zo rijk en machtig dat ze andere dorpen en steden veroverden. Zo ontstonden grote gebieden onder één bestuur: een staat

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 37)
  • Je kunt noemen welke sociale lagen er waren in Egypte.
Egypte werd een samenleving met verschillende sociale lagen. Dat zijn groepen mensen die van elkaar verschillen in rijkdom, macht en aanzien.
  1. Het minste aanzien hadden de mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  2. Boeren vormden de grootste bevolkingsgroep. Zij hadden weinig aanzien. 
  3. Daarboven kwam de groep van eenvoudige ambachtslieden.
  4. Kleine groep van mensen met veel scholing, zoals schrijvers, architecten en ambtenaren.
  5. Meeste aanzien had een kleine groep van belangrijke bestuurders. De koning (farao) had de meeste macht. 

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 37)
  • Je kunt noemen welke sociale lagen er waren in Egypte.
Egypte werd een samenleving met verschillende sociale lagen. Dat zijn groepen mensen die van elkaar verschillen in rijkdom, macht en aanzien.
  1. Het minste aanzien hadden de mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  2. Boeren vormden de grootste bevolkingsgroep. Zij hadden weinig aanzien. 
  3. Daarboven kwam de groep van eenvoudige ambachtslieden.
  4. Kleine groep van mensen met veel scholing, zoals schrijvers, architecten en ambtenaren.
  5. Meeste aanzien had een kleine groep van belangrijke bestuurders. De koning (farao) had de meeste macht. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

1. Nakijken gemaakte opdrachten (1.3: opdr. 6 t/m 13)
2. Wat is het huiswerk voor de twee volgende lessen? Dat zet je in de agenda.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 6
Lees de leertekst ‘Handel en steden’.
Links staan vijf begrippen (A t/m E), rechts vijf beschrijvingen (1 t/m 5).
Welke beschrijving past bij welk begrip? Maak de juiste combinaties.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 7
a.
Leg uit dat door irrigatielandbouw nieuwe beroepen ontstonden.
Door irrigatielandbouw 
  • was er meer voedsel dan de boeren zelf opaten.
Daardoor 
  • hoefde niet iedereen boer te zijn en konden sommigen
ambachtsman worden.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 7
b.
Leg uit dat door irrigatielandbouw ook handel ontstond.
Door irrigatielandbouw 
  • was er (dus) meer voedsel dan de boeren zelf nodig hadden.
Daardoor 
  • konden boeren voedsel gaan ruilen, bijv. voor nijverheids- producten.

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 8
Egyptische boeren betaalden belasting.
a.
Waarvoor werd die belasting gebruikt?
  • Belasting werd gebruikt om ambtenaren te belonen/ betalen.

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 8
b.
In Nederland betalen mensen nu ook belasting. Noem een verschil met het betalen van belastingen in Egypte.
  • Nu betalen we belasting in geld, niet in goederen (voedsel of producten). 
  • Nu houden computersystemen bij wie belasting moet betalen, in Egypte deden schrijvers dat.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 9
Leefden de Egyptenaren in de prehistorie of historie?
A Prehistorie.
B Historie.
  • B Historie

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 10
Lees de leertekst ‘Verschillen in rijkdom en macht’.
Gebruik bron 6. Dit is een getekende piramide.
Zet de volgende mensen in die piramide, van meest belangrijk naar minst belangrijk:
ambachtslieden • bestuurders • boeren • schrijvers • slaven.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 10
Lees de leertekst ‘Verschillen in rijkdom en macht’.
Gebruik bron 6. Dit is een getekende piramide.
Zet de volgende mensen in die piramide, van meest belangrijk naar minst belangrijk:
ambachtslieden • bestuurders • boeren • schrijvers • slaven.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Opdracht 11
Gebruik bron 4.
a.
Bij welke sociale laag hoorden deze mensen?
A Bij de ambachtslieden.
B Bij de boeren.
C Bij de bestuurders.
D Bij de mensen met veel scholing.
E Bij de slaven.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 11
b.
Leg je antwoord bij vraag a uit.
  • Je ziet timmermannen in hun werkplaats. Er worden houten planken gezaagd en getimmerd. Timmermannen hoorden bij de ambachtslieden.

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 12
Er waren in Egypte grote sociale verschillen.
Wat zijn daarvan twee voorbeelden?
A Boeren stonden graan en vee af als belasting.
B De Egyptenaren gebruikten geen geld, maar ruilden voedsel en producten.
C De farao was veel rijker en machtiger dan een boer.
D Landbouw was het belangrijkste bestaansmiddel.
E Schrijvers hadden veel aanzien, want maar weinig mensen konden schrijven.

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht 13a

Slide 43 - Tekstslide

Opdracht 13b

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht 13c

Slide 45 - Tekstslide

Pak je planagenda:

1.4 Goden en mummies
lezen | blz. 40 t/m 45
maken | opdrachten 2, 3, 6 t/m 9 (9 maak je online)

Slide 46 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 41)
  • Je kunt beschrijven hoe de Egyptenaren hun goden vereerden en uitleggen waarom ze dat belangrijk vonden.

De Egyptenaren geloofden dat de goden alles regelden: het leven van de mens en het leven in de natuur. De Egyptenaren vereerden niet alleen de zon, maar ook de Nijl en andere natuurkrachten en dieren. Egyptenaren vereerden hun goden in tempels. Daar brachten ze offers (geschenken) aan de goden om hen tevreden te houden. Dat was belangrijk, want als de goden ontevreden waren, zorgden ze voor rampen en ongelukken in Egypte.

Slide 47 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 42)
  • Je kunt beschrijven hoe de Egyptenaren dachten over het leven na de dood.

De Egyptenaren geloofden dat zij na de dood zouden voortleven in een dodenrijk. Alleen
mensen die goed geleefd hadden, kwamen in het dodenrijk. Daarbij moest het lichaam
wel volledig bewaard zijn.

Slide 48 - Tekstslide